ECLI:NL:HR:2013:BZ4156

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 mei 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
12/01174
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging overeenkomst onderhuur bedrijfsruimte en cassatieprocedure

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 mei 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door Vertigo B.V. tegen Stichting Filminstituut Nederland. De zaak betreft de beëindiging van een overeenkomst voor de onderhuur van bedrijfsruimte, met specifieke verwijzingen naar de artikelen 7:296 en 7:306 van het Burgerlijk Wetboek. Vertigo had eerder in de feitelijke instanties, waaronder een vonnis van de rechtbank Amsterdam en een arrest van het gerechtshof Amsterdam, verloren. De Hoge Raad verwijst naar deze eerdere uitspraken en stelt vast dat het beroep in cassatie niet kan slagen. De advocaat-generaal M.H. Wissink had in zijn conclusie al tot verwerping van het beroep geadviseerd. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft volgens artikel 81 lid 1 RO geen nadere motivering, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt Vertigo in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van het Filmmuseum op nihil zijn begroot. Het arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer M.A. Loth.

Uitspraak

17 mei 2013
Eerste Kamer
12/01174
RM/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
VERTIGO B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. L.Ph.J. van Utenhove,
t e g e n
STICHTING FILMINSTITUUT NEDERLAND,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Vertigo en het Filmmuseum.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak CV 10-2521 van de rechtbank Amsterdam van 3 maart 2011 en 7 april 2011;
b. het arrest in de zaak 200.090.461/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 29 november 2011.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft Vertigo bij cassatiedagvaarding van 23 februari 2012 beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen het Filmmuseum is verstek verleend.
Bij brief van 28 december 2012 heeft de advocaat van Vertigo aan de Hoge Raad bericht dat Vertigo bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 18 december 2012 in staat van faillissement is verklaard. Bij beslissing van 4 februari 2013 heeft de rolraadsheer bepaald dat onderhavig geding zal worden voortgezet.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Vertigo in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van het Filmmuseum begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 17 mei 2013.