ECLI:NL:HR:2013:BZ4669

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
12/01391 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • J.P. Balkema
  • J.W. Ilsink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een beschikking van de Voorzitter van het Hof inzake hoger beroep en vonnis van de Politierechter

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 maart 2013 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een beschikking van de Voorzitter van het Gerechtshof te Arnhem. De beschikking, gedateerd 8 januari 2008, liet het hoger beroep van de aanvrager tegen een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Arnhem buiten behandeling. Dit vonnis, uitgesproken op 10 oktober 2007, betrof een veroordeling van de aanvrager voor wederspannigheid en het niet voldoen aan de identificatieplicht, met bijbehorende geldboetes en hechtenis. De aanvrager, geboren in 1966, heeft de aanvraag tot herziening ingediend, maar de Hoge Raad oordeelde dat de beschikking van de Voorzitter van het Hof niet kan worden herzien, omdat deze niet valt onder de definitie van een veroordeling zoals bedoeld in artikel 457, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv).

De Hoge Raad heeft verder beoordeeld of de aanvraag tot herziening van het vonnis van de Politierechter ontvankelijk was. De Hoge Raad stelde vast dat de gronden voor herziening, zoals aangevoerd door de aanvrager, niet voldeden aan de vereisten van artikel 457 Sv. De Hoge Raad concludeerde dat de feiten die in de aanvraag zijn aangeduid, niet nieuw waren voor de rechter die de veroordeling heeft uitgesproken. Bovendien wekten de overige aangevoerde feiten geen ernstig vermoeden dat het onderzoek tot een andere uitkomst zou hebben geleid.

Daarom verklaarde de Hoge Raad de aanvraag tot herziening niet-ontvankelijk voor zover deze gericht was tegen de beschikking van de Voorzitter van het Hof en wees de aanvraag af voor zover deze gericht was tegen het vonnis van de Politierechter. De uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden waaronder herziening van eerdere uitspraken mogelijk is en bevestigt de rechtskracht van de eerdere beslissingen.

Uitspraak

19 maart 2013
Strafkamer
nr. S 12/01391 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag tot herziening van een beschikking als bedoeld in art. 410a, vierde lid, Sv van de Voorzitter van het Gerechtshof te Arnhem van 8 januari 2008, nummer 21/004024-07, alsmede van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Arnhem van 10 oktober 2007, nummer 05/508349-07, ingediend door:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966.
1. De uitspraken waarvan herziening is gevraagd
De Voorzitter van het Hof heeft beslist dat buiten behandeling wordt gelaten het door de aanvrager ingestelde hoger beroep tegen een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Arnhem van 10 oktober 2007 waarbij de aanvrager is veroordeeld ter zake van 1. "wederspannigheid" tot een geldboete van € 170,-, subsidiair 3 dagen hechtenis, en wegens 2. "niet voldoen aan de verplichting om een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden, hem opgelegd bij art. 2 van de Wet op de identificatieplicht" tot een geldboete van € 50,-, subsidiair 1 dag hechtenis.
2. De aanvraag tot herziening
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvraag
3.1. Voor zover de aanvraag is gericht tegen de beschikking van de Voorzitter van het Gerechtshof te Arnhem van 8 januari 2008, zal deze niet tot herziening kunnen leiden, omdat die beschikking niet is een uitspraak houdende een veroordeling in de zin van art. 457, eerste lid, Sv. De aanvraag kan daarom - gelet op art. 465, eerste lid, Sv - in zoverre niet worden ontvangen.
3.2.1. Voor zover de aanvraag is gericht tegen het vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Arnhem van 10 oktober 2007 geldt het volgende.
3.2.2. Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid aanhef en onder c van art. 457 Sv slechts dienen een door bescheiden gestaafd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij de tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
3.2.3. Van het in de aanvraag aangevoerde, voor zover aangeduid als "Feit 3" en "Feit 4", kan niet worden gezegd dat de rechter die de veroordeling heeft uitgesproken daarmee niet bekend was. Hetgeen overigens wordt aangevoerd, aangeduid als "Feit 5" tot en met "Feit 10", kan niet het ernstig vermoeden wekken als hiervoor onder 3.2.2 bedoeld. De aanvraag is dus voor het overige kennelijk ongegrond en moet in zoverre worden afgewezen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de aanvraag tot herziening niet-ontvankelijk voor zover deze is gericht tegen de beschikking van de Voorzitter van het Hof van 8 januari 2008 en wijst de aanvraag af voor zover deze is gericht tegen het vonnis van de Politierechter van 10 oktober 2007.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 19 maart 2013.
Mr. Balkema en mr. Ilsink zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.