ECLI:NL:HR:2013:BZ5359
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over weigering uitkering bij schade aan binnenvaartschip door niet-naleving veiligheidsvoorschriften
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 juni 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de weigering van een uitkering door een verzekeraar voor schade aan een binnenvaartschip. De eiseressen, waaronder de COÖPERATIEVE RABOBANK MERWESTROOM U.A., hebben in cassatie beroep ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage. Dit arrest was eerder bevestigd door de rechtbank Rotterdam, die in twee vonnissen op 8 oktober 2008 en 26 mei 2010 had geoordeeld over de aansprakelijkheid en de dekking van de verzekering. De zaak draait om de vraag of de schadevergoeding terecht is geweigerd op basis van niet-naleving van veiligheidsvoorschriften zoals vastgelegd in het Reglement Cascoverzekering Binnenvaart.
De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier gevolgd, die stelde dat de klachten van de eiseressen niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Hierdoor werd het principale beroep verworpen, en kwam het voorwaardelijk incidentele beroep van de verweerster, Schepen Onderlinge Nederland U.A. (SON), niet aan de orde.
De Hoge Raad heeft de eiseressen in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die zijn begroot op € 6.118,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, G. de Groot en M.V. Polak, en openbaar uitgesproken door raadsheer M.A. Loth.