ECLI:NL:HR:2013:BZ5359

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 juni 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
12/01653
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over weigering uitkering bij schade aan binnenvaartschip door niet-naleving veiligheidsvoorschriften

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 juni 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de weigering van een uitkering door een verzekeraar voor schade aan een binnenvaartschip. De eiseressen, waaronder de COÖPERATIEVE RABOBANK MERWESTROOM U.A., hebben in cassatie beroep ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage. Dit arrest was eerder bevestigd door de rechtbank Rotterdam, die in twee vonnissen op 8 oktober 2008 en 26 mei 2010 had geoordeeld over de aansprakelijkheid en de dekking van de verzekering. De zaak draait om de vraag of de schadevergoeding terecht is geweigerd op basis van niet-naleving van veiligheidsvoorschriften zoals vastgelegd in het Reglement Cascoverzekering Binnenvaart.

De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier gevolgd, die stelde dat de klachten van de eiseressen niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Hierdoor werd het principale beroep verworpen, en kwam het voorwaardelijk incidentele beroep van de verweerster, Schepen Onderlinge Nederland U.A. (SON), niet aan de orde.

De Hoge Raad heeft de eiseressen in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die zijn begroot op € 6.118,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, G. de Groot en M.V. Polak, en openbaar uitgesproken door raadsheer M.A. Loth.

Uitspraak

7 juni 2013
Eerste Kamer
12/01653
EE/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiseres 1],
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. COÖPERATIEVE RABOBANK MERWESTROOM U.A.,
gevestigd te Hardinxveld-Giessendam,
EISERESSEN tot cassatie, verweersters in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. M.W. Scheltema,
t e g e n
SCHEPEN ONDERLINGE NEDERLAND U.A.,
gevestigd te Groningen,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaten: mr. R.S. Meijer en mr. P.A. Fruytier.
Eiseressen tot cassatie zullen hierna worden aangeduid als [eiseres] c.s. Verweerster in cassatie zal hierna worden aangeduid als SON.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 278925/HA ZA 07-503 van de rechtbank Rotterdam van 8 oktober 2008 en 26 mei 2010;
b. het arrest in de zaak 200.070.200/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 20 december 2011.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [eiseres] c.s. beroep in cassatie ingesteld. SON heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het principale beroep.
De advocaat van [eiseres] c.s. heeft bij brief van 28 maart 2013 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel in het principale beroep
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu het middel in het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het principale beroep;
veroordeelt [eiseres] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van SON begroot op € 6.118,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. de Groot en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 7 juni 2013.