ECLI:NL:HR:2013:BZ5660

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 mei 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
13/00175
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep inzake koopovereenkomst onroerend goed

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 mei 2013 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep dat was ingesteld door [eiseres] tegen [verweerster]. De zaak betreft de totstandkoming en nakoming van een koopovereenkomst met betrekking tot onroerend goed. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten die in de feitelijke instanties zijn gewezen, waaronder vonnissen van de rechtbank Breda en arresten van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De Procureur-Generaal heeft in zijn standpunt aangegeven dat de eiseres niet-ontvankelijk verklaard dient te worden op basis van artikel 80a lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). De advocaat van eiseres heeft hierop gereageerd, maar de Hoge Raad oordeelt dat de klachten van eiseres geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit kan zijn omdat eiseres onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep of omdat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft daarom besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren, wat betekent dat de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand blijven. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de vice-president en de raadsheren van de Hoge Raad.

Uitspraak

3 mei 2013
Eerste Kamer
13/00175
EE/DH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. R.Th.R.F. Carli,
t e g e n
[Verweerster], verkrijgende rechtspersoon met ingang van 1 januari 2011 als gevolg van fusie van de verdwijnende rechtspersoon [A] B.V.
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en [verweerster].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 150627/HA ZA 05-1500 van de rechtbank Breda van 29 november 2006 en 6 mei 2009;
b. de arresten in de zaak 200.036.668 van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 27 september 2011 en 7 augustus 2012.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de arresten van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerster] is verstek verleend.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkverklaring met toepassing van art. 80a RO.
De advocaat van [eiseres] heeft bij brief van 25 maart 2013 op dit standpunt gereageerd.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 2).
De Hoge Raad zal daarom - gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal - het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
4. Beslissing
De Hoge Raadverklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 3 mei 2013.