ECLI:NL:HR:2013:BZ5670

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 juni 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
12/01533
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een overeenkomst van bedrijfsruimtehuur wegens tekortkomingen van de verhuurder

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 juni 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de ontbinding van een overeenkomst van bedrijfsruimtehuur. EKA VASTGOED IV B.V. had cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 20 december 2011 was gewezen. De zaak had zijn oorsprong in een vonnis van de kantonrechter te Leiden van 25 augustus 2010, waarin tekortkomingen van de verhuurder waren vastgesteld. EKA VASTGOED IV B.V. was de eiseres in cassatie, terwijl de verweerster, die in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep was opgetreden, niet bij naam werd genoemd in de tekst. De Hoge Raad verwees naar de eerdere arresten en concludeerde dat de klachten die in de cassatieprocedure naar voren waren gebracht, niet konden leiden tot cassatie. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen in het principale beroep falen en dat het voorwaardelijk incidentele beroep niet aan de orde komt. De Hoge Raad heeft EKA VASTGOED IV B.V. veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerster waren begroot op € 799,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak is gedaan door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, G. Snijders, G. de Groot, en openbaar uitgesproken door raadsheer M.A. Loth.

Uitspraak

7 juni 2013
Eerste Kamer
12/01533
EE/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
EKA VASTGOED IV B.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
EISERES tot cassatie, verweerster in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. R.F. Thunnissen,
t e g e n
[Verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. F.M.L. Dekkers.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als EKA en [verweerster].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 942333\CV EXPL 10-2042 van de kantonrechter te Leiden van 25 augustus 2010;
b. de arresten in de zaak 200.074.534/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 30 augustus 2011 en 20 december 2011.
Het arrest van 20 december 2011 van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof van 20 december 2011 heeft EKA beroep in cassatie ingesteld. [Verweerster] heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.
De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende (voorwaardelijk) incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor EKA toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping.
3. Beoordeling van de middelen in het principale beroep
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu de middelen in het principale beroep falen, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het principale beroep;
veroordeelt EKA in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 799,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. Snijders en G. de Groot, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 7 juni 2013.