ECLI:NL:HR:2013:BZ5953
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- V. van den Brink
- Rechtspraak.nl
Ontbreken van proces-verbaal in cassatieprocedure en ontvankelijkheid van het beroep
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 april 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was veroordeeld tot een geldboete van € 200,- voor een overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, waarbij mr. A.M. Seebregts als advocaat optrad. De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte voor het beroep met betrekking tot het derde tenlastegelegde feit en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg niet bij de stukken aanwezig was. Dit proces-verbaal was essentieel voor de beoordeling van de zaak, maar het Hof had op basis van nadere informatie geconcludeerd dat het niet meer beschikbaar zou komen. De verdediging had in hoger beroep niet geklaagd over het ontbreken van dit proces-verbaal, waardoor de Hoge Raad oordeelde dat het beroep in cassatie niet ontvankelijk was. De Hoge Raad heeft verder geoordeeld dat de overige middelen van cassatie niet tot cassatie konden leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de eerdere uitspraak van het Gerechtshof in stand bleef. Dit arrest benadrukt het belang van het tijdig aanvoeren van verweren in hoger beroep en de gevolgen van het ontbreken van processtukken voor de ontvankelijkheid van cassatie.