ECLI:NL:HR:2013:BZ5954
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- N. Jörg
- V. van den Brink
- Rechtspraak.nl
Bewijsklacht bijstandsfraude en inkomen in natura onder de Algemene Bijstandswet
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 29 maart 2011 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1966. De verdachte was beschuldigd van bijstandsfraude, waarbij hij een auto met een nieuwwaarde van € 40.840,22 gedurende dertien maanden in gebruik had zonder daarvoor te betalen. Het Hof oordeelde dat het gebruik van deze auto, zonder vergoeding, als inkomen in natura moest worden beschouwd volgens artikel 48, eerste lid, van de Algemene Bijstandswet (oud). De verdachte had dit voordeel niet vermeld in zijn opgaven aan de Gemeentelijke Sociale Dienst, wat leidde tot de beschuldiging van valsheid in geschrift.
De Hoge Raad beoordeelde het cassatiemiddel dat zich richtte tegen het oordeel van het Hof over het inkomen in natura. De Hoge Raad concludeerde dat het oordeel van het Hof niet blijk gaf van een onjuiste rechtsopvatting en niet onbegrijpelijk was. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt daarmee de uitspraak van het Hof. De zaak benadrukt de juridische interpretatie van inkomen in natura en de verplichtingen van bijstandsontvangers om alle relevante informatie te verstrekken aan de uitkeringsinstantie.
De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtsontwikkeling met betrekking tot bijstandsfraude en de toepassing van de Algemene Bijstandswet. De beslissing onderstreept dat voordelen in natura, zoals het gebruik van een dure auto, als inkomen kunnen worden aangemerkt, wat gevolgen heeft voor de hoogte van de bijstandsverlening.