ECLI:NL:HR:2013:BZ5955
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- N. Jörg
- V. van den Brink
- Rechtspraak.nl
Bewijsklacht bijstandsfraude en inkomen in natura onder de Algemene Bijstandswet
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 april 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van bijstandsfraude, waarbij het gebruik van een auto met een nieuwwaarde van € 40.840,22 centraal stond. De verdachte en haar mededader hadden deze auto gedurende dertien maanden in gebruik zonder daarvoor te betalen, wat volgens het Hof als inkomen in natura werd beschouwd onder artikel 48, eerste lid, van de Algemene Bijstandswet (oud). Het Hof oordeelde dat het voordeel dat de verdachte en haar mededader genoten, als tegenprestatie voor een privékwestie, moest worden aangemerkt als inkomen in natura. Dit oordeel werd door de Hoge Raad niet als onjuist of onbegrijpelijk beschouwd.
De Hoge Raad heeft de argumenten van de verdachte, die in cassatie middelen had voorgesteld, verworpen. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad volgde deze conclusie. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had vastgesteld dat de verdachte wetenschap had van het bezit van de auto en dat het gebruik van deze auto zonder vergoeding een vorm van inkomsten in natura opleverde. De Hoge Raad benadrukte dat het oordeel van het Hof niet in strijd was met de wet en dat de middelen van de verdachte niet tot cassatie konden leiden.
De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt de toepassing van de Algemene Bijstandswet in gevallen waar het gaat om het gebruik van goederen zonder betaling, en hoe dit kan worden gekwalificeerd als inkomen in natura. De beslissing van de Hoge Raad is van belang voor de rechtsontwikkeling en de rechtseenheid in vergelijkbare zaken.