ECLI:NL:HR:2013:BZ5956

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 april 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
11/01857
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de bewijsvoering en bekentenis in een mishandelingzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 april 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van opzettelijke mishandeling van een slachtoffer op 20 maart 2008 in Amsterdam. De verdachte had tijdens de rechtszittingen verklaard dat hij de aangever had geslagen met snelle karatebewegingen, wat leidde tot de beschuldiging van meermalen stompen in het gezicht. Het Hof had geoordeeld dat de verdachte het bewezenverklaarde duidelijk en ondubbelzinnig had bekend, en dat dit oordeel niet blijk gaf van een onjuiste rechtsopvatting. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het arrest van het Hof en terugwijzing van de zaak, maar de Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte. De Hoge Raad oordeelde dat de uitleg van de verklaring van de verdachte door het Hof begrijpelijk was en dat de bewijsvoering voldoende was onderbouwd. De uitspraak benadrukt het belang van de uitleg van verklaringen door de feitenrechter en de rol van de bewijsvoering in strafzaken.

Uitspraak

2 april 2013
Strafkamer
nr. S 11/01857
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 21 maart 2011, nummer 23/002916-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.L.M. van der Voet, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof dan wel verwijzing van de zaak naar een aangrenzend hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte toepassing heeft gegeven aan art. 359, derde lid, Sv en heeft volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte niet heeft bekend [slachtoffer] meermalen in het gezicht te hebben "gestompt".
2.2.1. Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
"hij op of omstreeks 20 maart 2008 te Amsterdam opzettelijk mishandelend [slachtoffer] (meermalen) in/tegen het gezicht/hoofd, althans tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden."
2.2.2. Daarvan is bewezenverklaard dat:
"hij op 20 maart 2008 te Amsterdam opzettelijk mishandelend [slachtoffer] meermalen tegen het gezicht heeft gestompt, waardoor voornoemde [slachtoffer] pijn heeft ondervonden."
2.2.3. Uit de aanvulling op het verkorte arrest als bedoeld in art. 365a, tweede lid, Sv blijkt dat het Hof toepassing heeft gegeven aan art. 359, derde lid, Sv. Deze aanvulling houdt in:
"De bewijsmiddelen
1. De bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg op 5 juni 2009, weergegeven onder A in het van die terechtzitting opgemaakte proces-verbaal.
2. Een proces-verbaal van 20 maart 2008 met het nummer 2008080033-1 (doorgenummerde pagina 005 e.v.), in wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1].
Dit proces-verbaal houdt in de aangifte en verklaring op voormelde datum van [slachtoffer] tegen de verdachte."
2.2.4. De door het Hof onder 1 tot het bewijs gebezigde ter terechtzitting in eerste aanleg afgelegde verklaring van de verdachte houdt blijkens het van die terechtzitting opgemaakte proces-verbaal in:
"A. Om aangever af te schrikken heb ik vier snelle karatebewegingen achter elkaar uitgevoerd. Als je vier tikken krijgt, schrikt dat wel af.
Ik denk dat ik vier keer aan zijn rechterkant heb geslagen, op dezelfde plek."
2.2.5. Voorts heeft de verdachte blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep aldaar verklaard:
"Toen heb ik hem viermaal tegen de zijkanten van zijn gezicht geslagen. Ik beoefen Kung Fu; deze slagen zijn snel en onverwacht om iemand te verassen. Ik sloeg hem omdat ik hem onberekenend vond.
Het hof neemt waar dat de verdachte demonstreert dat hij een viertal slaande bewegingen maakt met zijn beide, half gesloten handen."
2.3. De beantwoording van de vraag of de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend in de zin van art. 359, derde lid, Sv, is mede afhankelijk van de - in cassatie slechts op zijn begrijpelijkheid te toetsen - uitleg door de feitenrechter van de door de verdachte afgelegde verklaring.
2.4. Het oordeel van het Hof dat de verdachte het bewezenverklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend - ook wat betreft het meermalen tegen het gezicht 'stompen' van [slachtoffer] - geeft gelet op de door de verdachte onder 1 tot het bewijs gebezigde in eerste aanleg afgelegde verklaring, niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting, terwijl het evenmin onbegrijpelijk is. Bij de uitleg van de door de verdachte afgelegde verklaring als inhoudende dat deze de aangever heeft gestompt, heeft het Hof kunnen betrekken dat blijkens zijn eigen waarneming ter terechtzitting de verdachte onder "karatebewegingen" bewegingen "met zijn beide, half gesloten handen" verstaat.
2.5. Het middel is tevergeefs voorgesteld.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren W.F. Groos en J. Wortel, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 2 april 2013.