ECLI:NL:HR:2013:BZ6381

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
13/00028
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beschikking tot voorlopige machtiging in het kader van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 april 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz). De zaak betreft een verzoek tot verlening van een voorlopige machtiging voor opname en verblijf van de betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis. De officier van justitie had op 23 oktober 2012 een verzoek ingediend bij de rechtbank 's-Gravenhage, waarbij een geneeskundige verklaring was gevoegd van een psychiater die niet bij de behandeling betrokken was. De rechtbank heeft het verzoek op 22 november 2012 behandeld, waarbij de betrokkene en zijn advocaat aanwezig waren. De advocaat voerde aan dat de geneeskundige verklaring verouderd was en dat het verzoek niet kon worden toegewezen.

Na de zitting heeft de psychiater op 23 november 2012 aanvullende informatie verstrekt, maar de rechtbank heeft de betrokkene en zijn advocaat niet in de gelegenheid gesteld om zich over deze aanvullende informatie uit te laten. Dit leidde tot de klacht dat het beginsel van hoor en wederhoor was geschonden. De Hoge Raad oordeelde dat de beschikking van de rechtbank niet in stand kon blijven, omdat de procedure niet in overeenstemming was met de vereisten van de Wet Bopz. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de rechtbank van 26 november 2012 en verwees de zaak terug naar de rechtbank voor verdere behandeling en beslissing.

De uitspraak benadrukt het belang van het beginsel van hoor en wederhoor in procedures die betrekking hebben op de vrijheidsbeneming van personen met psychische aandoeningen. De Hoge Raad bevestigt dat de betrokkenen recht hebben op een eerlijke behandeling, waarbij zij de kans moeten krijgen om zich uit te laten over alle relevante informatie die in de procedure wordt ingebracht.

Uitspraak

5 april 2013
Eerste Kamer
13/00028
TT/DH
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Betrokkene],
thans verblijvende in psychiatrisch ziekenhuis Parnassia,
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. E.A.E.G.J. Libosan,
t e g e n
DE OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT 'S-GRAVENHAGE,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als betrokkene en de officier van justitie.
1. Het geding in feitelijke instantie
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak FA RK 12-8003 / 429711 van de rechtbank ´s-Gravenhage van 26 november 2012.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de rechtbank heeft betrokkene beroep in cassatie ingesteld.
Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing van de zaak naar de rechtbank ´s-Gravenhage.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) De officier van justitie heeft de rechtbank op 23 oktober 2012 verzocht op de voet van art. 2 Wet Bopz een voorlopige machtiging te verlenen tot opname en verblijf van betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis. Bij het verzoekschrift was een op 5 oktober 2012 ondertekende geneeskundige verklaring gevoegd van een niet bij de behandeling betrokken psychiater (hierna: de psychiater).
(ii) De rechtbank heeft het verzoek behandeld op 22 november 2012 in aanwezigheid van betrokkene, zijn advocaat en een sociaal-psychiatrisch verpleegkundige.
De advocaat heeft aangevoerd dat de geneeskundige verklaring verouderd is en het verzoek niet kan dragen.
(iii) De psychiater heeft op 23 november 2012 op verzoek van de rechtbank per fax aanvullende informatie verstrekt.
3.2 De rechtbank heeft bij beschikking van 26 november 2012 de voorlopige machtiging verleend voor de duur van zes maanden. Zij heeft daartoe onder meer overwogen dat uit de aanvullende verklaring van de psychiater van 23 november 2012 blijkt dat de situatie van betrokkene ongewijzigd is ten opzichte van de situatie zoals omschreven in de geneeskundige verklaring van 5 oktober 2012.
3.3 Onderdeel 1 van het middel klaagt dat de rechtbank het beginsel van hoor en wederhoor heeft geschonden, onder meer doordat aan betrokkene geen gelegenheid is geboden zich over de aanvullende informatie van de psychiater uit te laten.
3.4 Deze klacht slaagt. Nu uit de beschikking en de gedingstukken niet blijkt dat de rechtbank aan betrokkene en zijn advocaat gelegenheid heeft geboden zich over de aanvullende informatie van de psychiater uit te laten, is de beschikking van de rechtbank tot stand gekomen in strijd met het beginsel van hoor en wederhoor, zoals dat mede tot uitdrukking komt in art. 8 lid 9 Wet Bopz (vgl. HR 5 november 1999, LJN ZC3128, NJ 2000/64).
Dit brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven. De overige klachten van het middel behoeven geen behandeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de beschikking van de rechtbank ´s-Gravenhage van 26 november 2012;
verwijst het geding naar die rechtbank ter verdere behandeling en beslissing.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, C.E. Drion en G. de Groot, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 5 april 2013.