ECLI:NL:HR:2013:BZ6522
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling en duur van de vrijheidsstraf
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 april 2013 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De zaak betreft de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de verdachte, die in 2010 was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden. De verdachte had de algemene voorwaarde van zijn voorwaardelijke invrijheidstelling overtreden door zich schuldig te maken aan een nieuw strafbaar feit tijdens de proeftijd. De rechtbank had de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toegewezen, maar het Hof had in zijn uitspraak een onjuiste duur van het nog niet ten uitvoer gelegde gedeelte van de vrijheidsstraf vastgesteld op 365 dagen, terwijl dit volgens de Hoge Raad 360 dagen had moeten zijn. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar enkel wat betreft de duur van de vrijheidsstraf die de verdachte nog moet ondergaan. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het nog niet ten uitvoer gelegde gedeelte van de vrijheidsstraf 360 dagen bedraagt, en heeft het beroep voor het overige verworpen. De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de toepassing van de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling en de juiste interpretatie van de duur van vrijheidsstraffen in relatie tot de wet.