ECLI:NL:HR:2013:BZ7948
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Internationale adoptie en voogdij in cassatie met betrekking tot de devolutieve werking van het hoger beroep
In deze zaak gaat het om een verzoek tot cassatie van [verzoeker] c.s. tegen de beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 21 maart 2012, waarin het hof heeft geoordeeld dat Bureau Jeugdzorg belast moet worden met de voogdij over de minderjarige [de minderjarige], die door [verzoeker] c.s. naar Ghanees recht is geadopteerd. De Hoge Raad heeft de beschikking van het hof vernietigd en het geding verwezen naar het gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling.
De feiten van de zaak zijn als volgt: [verzoeker] c.s. hebben op 29 januari 2010 de minderjarige [de minderjarige] geadopteerd volgens Ghanees recht en hebben haar op 25 maart 2010 naar Nederland overgebracht. Echter, zij beschikten niet over de benodigde beginseltoestemming van het Ministerie van Justitie, en de toelating van de minderjarige tot Nederland was niet geregeld. De rechtbank 's-Gravenhage heeft op 29 juni 2010 Bureau Jeugdzorg belast met de voorlopige voogdij over de minderjarige.
In cassatie is onder meer aan de orde gekomen of het hof ten onrechte heeft nagelaten te oordelen over de stelling van [verzoeker] c.s. dat de benoeming van Bureau Jeugdzorg tot voogd een inbreuk zou maken op artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Hoge Raad oordeelt dat het hof de devolutieve werking van het hoger beroep heeft miskend door deze stelling niet in de beoordeling te betrekken. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van het hof en verwijst de zaak voor verdere behandeling naar het gerechtshof Amsterdam, waarbij het hof rekening moet houden met het beroep van [verzoeker] c.s. op artikel 8 EVRM.