ECLI:NL:HR:2013:CA0259

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 juli 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
12/00800
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een arbitraal vonnis in een arbeidsconflict tussen een medisch specialist en een ziekenhuis

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiser], een medisch specialist, tegen het Slotervaartziekenhuis B.V. De zaak betreft de vernietiging van een arbitraal vonnis van het Scheidsgerecht Gezondheidszorg. [Eiser] was in dienst van het ziekenhuis en had een arbeidsconflict dat leidde tot een ontbindingsprocedure. Het scheidsgerecht had geoordeeld dat er sprake was van een vertrouwensbreuk tussen [eiser] en het ziekenhuis, wat leidde tot de ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst. [Eiser] stelde dat het vonnis van het scheidsgerecht in strijd was met de openbare orde en de goede zeden, en vorderde vernietiging van dit vonnis.

De rechtbank oordeelde in het voordeel van [eiser] en vernietigde het vonnis van het scheidsgerecht, maar het gerechtshof te Amsterdam vernietigde dit oordeel en wees de vordering van [eiser] af. De Hoge Raad oordeelde dat het hof onbegrijpelijk had geoordeeld dat het scheidsgerecht zijn beslissing enkel op basis van eigen waarneming had genomen, terwijl het scheidsgerecht in zijn oordeel ook het onderzoeksrapport had betrokken. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof en verwees de zaak naar het gerechtshof Den Haag voor verdere behandeling.

De Hoge Raad oordeelde dat het Slotervaartziekenhuis in de kosten van het geding in cassatie werd veroordeeld, met een specificatie van de kosten. Dit arrest benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de feiten en de rol van onderzoeksrapporten in arbitrale procedures.

Uitspraak

12 juli 2013
Eerste Kamer
nr. 12/00800
LZ/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaten: mr. S.F. Sagel en mr. M. Ynzonides,
t e g e n
SLOTERVAARTZIEKENHUIS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. M.W. Scheltema.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en het Slotervaartziekenhuis.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
de vonnissen in de zaak 275697/HA ZA 09-2400 van de rechtbank Utrecht van 4 augustus 2010 en 3 maart 2010;
het arrest in de zaak 200.075.258 van het gerechtshof te Amsterdam van 8 november 2011.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het Slotervaartziekenhuis heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat alsmede door mr. J.T. van der Kroon, advocaat te Amsterdam, en voor het Slotervaartziekenhuis toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal C.L. de Vries Lentsch-Kostense strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot verwijzing ter verdere behandeling en beslissing.
De advocaat van het Slotervaartziekenhuis heeft bij brief van 17 mei 2013 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

3.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
( i) [eiser] is op 1 februari 1996 als medisch specialist in dienst getreden van (een rechtsvoorganger van) het Slotervaartziekenhuis. Volgens een beding in zijn arbeidsvoorwaarden worden (arbeidsrechtelijke) geschillen tussen partijen beslecht door het Scheidsgerecht Gezondheidszorg (hierna: het scheidsgerecht).
(ii) [eiser] is op en omstreeks 22 maart 2009 betrokken geweest bij de behandeling van een 45-jarige patiënte, die kort nadien is overleden. [eiser] is daarna door de Raad van Bestuur van het Slotervaartziekenhuis op non-actief gesteld.
(iii) Op 3 april 2009 heeft het Slotervaartziekenhuis het scheidsgerecht verzocht de arbeidsovereenkomst met [eiser] te ontbinden (hierna: de ontbindingsprocedure), primair op grond van een dringende reden als bedoeld in art. 7:685 lid 2 BW, subsidiair op grond van veranderingen in de omstandigheden als bedoeld in dat artikel. Aan het slot van de mondelinge behandeling in die procedure heeft het scheidsgerecht partijen verzocht mee te werken aan onder meer een onderzoek naar de mogelijkheden van herstel van vertrouwen in het functioneren van [eiser] in het ziekenhuis. [eiser] en het Slotervaartziekenhuis waren het niet eens over het plan van aanpak van het onderzoek, met name niet over de samenstelling van de onderzoekscommissie. Het scheidsgerecht heeft de samenstelling van de onderzoekscommissie vastgesteld. [eiser] heeft zich onder protest akkoord verklaard met die samenstelling en met de opdracht aan de onderzoekscommissie.
(iv) Op 14 juni 2009 is het rapport van de onderzoekscommissie tot stand gekomen. Op 15 juni 2009 is het aan partijen verzonden. Op 16 juni 2009 heeft een voortzetting van de mondelinge behandeling plaatsgevonden in de ontbindingsprocedure.
( v) Bij vonnis van 30 juni 2009 heeft het scheidsgerecht geoordeeld dat sprake was van de door het Slotervaartziekenhuis gestelde wijziging van omstandigheden. De arbeidsovereenkomst is per 1 september 2009 ontbonden, tenzij het Slotervaartziekenhuis het verzoek voor 1 augustus 2009 zou intrekken. Dit laatste is niet geschied. Het scheidsgerecht heeft verder een ontbindingsvergoeding aan [eiser] toegekend.
3.2.1
[eiser] vordert vernietiging van het vonnis van het scheidsgerecht. Hij stelt dat het vonnis van het scheidsgerecht is tot stand gekomen in strijd met de openbare orde of de goede zeden (art. 1065 lid 1, aanhef en onder e, Rv).
3.2.2
De rechtbank heeft de vordering toewijsbaar geacht en het vonnis van het scheidsgerecht vernietigd. Volgens de rechtbank is het op grond van het onderzoeksrapport geweest dat het scheidsgerecht tot het oordeel is gekomen dat tussen partijen sprake is van een vertrouwensbreuk, dat die breuk niet kan worden hersteld en dat daarom het verzoek van het Slotervaartziekenhuis toewijsbaar is (rov. 4.4). Het scheidsgerecht heeft hiermee zodanig gehandeld in strijd met de regels van een goede procesorde en het beginsel van equality of arms dat het arbitrale vonnis moet worden vernietigd (rov. 4.6). Gezien de samenstelling van de onderzoekscommissie was namelijk de vrees van [eiser] gerechtvaardigd dat het onderzoeksrapport niet op objectieve wijze tot stand zou komen (rov. 4.7-4.8). De door de onderzoekscommissie en in vervolg daarop door het scheidsgerecht gekozen werkwijzen geven bovendien onvoldoende vorm aan het recht op hoor en wederhoor (rov. 4.9).
3.2.3
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de vordering afgewezen. Daartoe heeft het hof, samengevat, als volgt overwogen.
Uit de motivering van het vonnis van het scheidsgerecht wordt duidelijk dat het zich een eigen, zelfstandig oordeel heeft gevormd over de mogelijkheden tot herstel van vertrouwen tussen het Slotervaartziekenhuis en [eiser]. Uit de rov. 4.5 en 4.6 van het vonnis van het scheidsgerecht blijkt dat het scheidsgerecht twee redenen zag waarom herstel van vertrouwen tussen [eiser] en het Slotervaartziekenhuis niet viel te verwachten: (i) [eiser] heeft te lang ontkend bij de behandeling van een patiënt verwijtbaar te hebben gehandeld, en (ii) [eiser] heeft zich in de procedure voor het scheidsgerecht zodanig negatief uitgelaten over personen binnen het ziekenhuis dat hij heeft bijgedragen aan de inmiddels onontkoombare gevolgtrekking dat voldoende grond bestaat voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Geen van beide redenen is ontleend aan het rapport waartegen [eiser] zich keert; beide redenen zijn door het scheidsgerecht zelf, op basis van eigen waarneming, geformuleerd. (rov. 4.4) De eerste reden kan het oordeel dat van vertrouwensherstel geen sprake meer kan zijn, zelfstandig dragen. De tweede reden vormt daarvan een nadere ondersteuning. (rov. 4.5)
Het hof volgt [eiser] niet in zijn stelling dat het onderzoeksrapport voor het scheidsgerecht bepalend is geweest. [eiser] stelt daartoe dat het scheidsgerecht heeft overwogen "Op grond van het vorenstaande en met overneming van de conclusies van het onderzoeksrapport is het Scheidsgerecht van oordeel dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen wegens wijziging van omstandigheden behoort te worden ontbonden". Naar het oordeel van het hof moet deze overweging echter aldus worden begrepen dat het eigen oordeel van het scheidsgerecht over de (on)mogelijkheid tot vertrouwensherstel overeenstemt met de conclusies van het onderzoek. (rov. 4.10)
3.3
Volgens onderdeel 2 van het middel is onbegrijpelijk dat het hof heeft geoordeeld dat het scheidsgerecht enkel op basis van eigen waarneming een onherstelbare vertrouwensbreuk aanwezig heeft geacht.
3.4
Het onderdeel treft doel. Het scheidsgerecht heeft onder meer als volgt geoordeeld:
“4.4 Naar het oordeel van het Scheidsgerecht heeft het onderzoeksrapport ruimschoots voldoende aangetoond dat sprake is van een onherstelbare verstoring van de verhoudingen tussen partijen. (…)
(…)
4.7
Op grond van het vorenstaande en met overneming van de conclusies van het onderzoeksrapport is het Scheidsgerecht van oordeel dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen wegens wijziging van omstandigheden behoort te worden ontbonden. (…)”
Deze passages laten geen andere lezing toe dan dat het scheidsgerecht voor zijn oordeel grote betekenis heeft toegekend aan het hiervoor in 3.1 onder (iv) genoemde rapport. Dat wordt niet anders doordat het scheidsgerecht in de rov. 4.4-4.7, weergegeven in de conclusie van de plv. Procureur-Generaal onder 15, ook eigen overwegingen aan zijn oordeel ten grondslag heeft gelegd. Het oordeel van het hof dat de eigen overwegingen van het scheidsgerecht diens oordeel zelfstandig dragen en het rapport daarbij niet bepalend is geweest, is dan ook onbegrijpelijk.
3.5
Gelet op het voorgaande behoeven de overige klachten van het middel geen behandeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 8 november 2011;
verwijst het geding naar het gerechtshof Den Haag ter verdere behandeling en beslissing;
veroordeelt het Slotervaartziekenhuis in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiser] begroot op € 459,35 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp en G. de Groot, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op
12 juli 2013.