ECLI:NL:HR:2013:CA0800
Hoge Raad
- Cassatie
- W.A.M. van Schendel
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Y. Buruma
- Rechtspraak.nl
Cassatie over beslag en teruggave van inbeslaggenomen geldbedrag
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 mei 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de Rechtbank Utrecht. De zaak betreft een klaagschrift van een klaagster, die teruggave van in beslag genomen bankbiljetten ter waarde van € 38.300,- verzocht. De Rechtbank had het klaagschrift ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het belang van de strafvordering zich verzet tegen teruggave van het geldbedrag. De Rechtbank stelde vast dat het beslag zowel op basis van artikel 94 als artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering was gelegd. De klaagster, vertegenwoordigd door haar advocaat, stelde dat het geld een legale herkomst had en dat het beslag opgeheven diende te worden.
De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere uitspraken en oordeelde dat de Rechtbank een onjuiste maatstaf had toegepast. De beschikking van de Rechtbank bevatte geen beslissing op het klaagschrift voor zover dat gericht was tegen het beslag op basis van artikel 94 Sv. De Hoge Raad vernietigde de bestreden beschikking en wees de zaak terug naar de Rechtbank Utrecht voor een nieuwe behandeling van het klaagschrift. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de maatstaven bij inbeslagneming en de rechten van de klaagster in het kader van het strafproces.
De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de beschikking en terugwijzing naar de Rechtbank, wat de Hoge Raad heeft overgenomen. De uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de criteria voor de beoordeling van klaagschriften in het kader van beslag en teruggave verduidelijkt.