ECLI:NL:HR:2013:CA1726

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 september 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
12/04712
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wijziging of nihilstelling kinderalimentatie na van toepassingverklaring schuldsaneringsregeling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 september 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de wijziging van kinderalimentatie. De vrouw, verzoekster tot cassatie, had eerder in de rechtbank een beschikking gekregen waarin de man, verweerder in cassatie, was verplicht om kinderalimentatie te betalen voor hun drie kinderen. De man had verzocht om de kinderalimentatie op nihil te stellen, omdat hij in financiële problemen verkeerde en was toegelaten tot een schuldsaneringstraject. De rechtbank had de kinderalimentatie in 2011 verlaagd, maar het hof had deze in hoger beroep op nihil gesteld, wat de vrouw betwistte.

De Hoge Raad oordeelde dat het hof buiten de grenzen van de rechtsstrijd was getreden door de kinderalimentatie op nihil te stellen. De vrouw had hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank die de alimentatie op € 136,-- had vastgesteld, en de man had geen incidenteel hoger beroep ingesteld. Hierdoor was de rechtsstrijd beperkt tot de vraag of de alimentatie tussen € 136,-- en € 247,-- per maand per kind moest worden vastgesteld. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van het hof en verwees de zaak naar het gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling.

Deze uitspraak benadrukt het belang van de grenzen van de rechtsstrijd in hoger beroep en de noodzaak voor de rechter om binnen deze grenzen te blijven bij het nemen van beslissingen over alimentatie. De uitspraak is relevant voor toekomstige zaken waarin alimentatie en schuldsanering aan de orde zijn.

Uitspraak

6 september 2013
Eerste Kamer
12/04712
LZ/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. R.K. van der Brugge,
t e g e n
[de man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vrouw en de man.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikkingen in de zaak 392802/FA RK 11-3189 van de rechtbank ’s-Gravenhage van 28 mei 2008, 6 juli 2010 en van 1 november 2011;
b. de beschikking in de zaak 200.099.442/01 van het gerechtshof te ’s-Gravenhage van 18 juli 2012.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking van het hof en tot bekrachtiging van de beschikking van de rechtbank van 1 november 2011.
3. Beoordeling van de middelen
3.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest.
Hun huwelijk is omgezet in een geregistreerd partnerschap, dat op 3 juli 2006 is ontbonden.
(ii) Partijen hebben gezamenlijk het gezag over de drie kinderen die uit hun huwelijk zijn geboren. Het eerste kind, een zoon, is geboren op [geboortedatum] 1998. De twee andere kinderen, een zoon en een dochter, zijn beiden geboren op [geboortedatum] 2001.
(iii) Bij beschikking van 28 mei 2008 heeft de rechtbank bepaald dat de minderjarigen hun gewone verblijfplaats bij de vrouw zullen hebben en dat de man met ingang van 1 december 2007 kinderalimentatie dient te betalen van € 167,97 per maand per kind. Bij beschikking van 6 juli 2010 is de kinderalimentatie bepaald op € 247,-- per maand per kind.
3.2.1
De man verzoekt in deze procedure de kinderalimentatie op nihil te stellen, althans op een zodanig bedrag als de rechter juist acht. Hij heeft daaraan ten grondslag gelegd dat hij in financiële problemen is geraakt en dat hij is toegelaten tot een schuldsaneringstraject. De rechtbank heeft bij beschikking van 1 november 2011 de kinderalimentatie met ingang van 22 april 2011 bepaald op € 136,-- per maand per kind.
3.2.2
Op het door de vrouw ingestelde hoger beroep heeft het hof de kinderalimentatie met ingang van 22 april 2011 op nihil gesteld. Het hof overwoog daartoe in rov. 9 dat de man geen draagkracht heeft voor kinderalimentatie, gezien zijn inkomenssituatie, de aanwezigheid van een aanzienlijk aantal schulden en het feit dat loonbeslag is gelegd.
3.3.1
Het eerste middel, dat opkomt tegen rov. 9 en tegen het dictum, klaagt dat het hof buiten de grenzen van de rechtsstrijd is getreden door de kinderalimentatie op nihil te stellen. Het middel verwijst daartoe naar de verklaringen van de man en zijn advocaat ter terechtzitting van 3 mei 2012.
3.3.2
De advocaat van de man heeft tijdens de zitting van 3 mei 2012 onder meer het volgende verklaard:
“De rechtbank heeft besloten om gedurende de schuldsanering de alimentatie op € 136,-- te bepalen. Hier wil ik graag bij aansluiten. Dat kan ook door het hof worden vastgesteld. (…) Samenvattend wil ik het hof verzoeken om de bestreden beschikking te bekrachtigen.”
Voorts verklaarde de advocaat van de man:
“[I]n het verzoekschrift aan de rechtbank voor de schuldsanering heb ik gezien dat voor kinderalimentatie een bedrag van € 408,-- is opgenomen.”
De man heeft tijdens de zitting onder meer verklaard:
“[I]k sluit mij bij de woorden van mijn advocaat aan. Ik ben altijd bereid geweest om te betalen.”
3.3.3
Bij de beoordeling van het middel wordt vooropgesteld dat uit de stukken van het geding niet blijkt dat de man (incidenteel) hoger beroep heeft ingesteld. Het hoger beroep van de vrouw strekte ertoe de beschikking van de rechtbank van 1 november 2011 te vernietigen en het inleidend verzoek van de man tot nihilstelling van de kinderalimentatie alsnog af te wijzen. In aanmerking genomen dat het inleidend verzoek van de man was gericht tegen de beschikking van de rechtbank van 6 juli 2010 waarbij de kinderalimentatie was bepaald op € 247,-- per maand per kind, en het hoger beroep van de vrouw zich richtte tegen de op dat verzoek gegeven beschikking van de rechtbank van 1 november 2011 waarbij de kinderalimentatie was bepaald op € 136,-- per maand per kind, streden partijen in hoger beroep over de vraag op welk bedrag tussen € 136,-- en € 247,-- per maand per kind de kinderalimentatie moest worden vastgesteld. Het hof heeft derhalve door de kinderalimentatie met ingang van 22 april 2011 op nihil te stellen, de grenzen van de rechtsstrijd in hoger beroep overschreden, zodat het middel doel treft.
3.4
Het hiervoor overwogene brengt mee dat het tweede middel geen behandeling behoeft.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de beschikking van het gerechtshof te ’s-Gravenhage van 18 juli 2012;
verwijst het geding naar het gerechtshof Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.E. Drion en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op
6 september 2013.