ECLI:NL:HR:2013:CA1781

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
11/03127
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een verstekuitspraak in een strafzaak wegens onjuiste betekening

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 juni 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een verstekuitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft een verdachte die in 1953 is geboren en tegen wie een strafzaak liep. Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte zelf, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M.J.N. Vermeij. De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot een beslissing die de Hoge Raad passend acht op basis van artikel 440 van het Wetboek van Strafvordering.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de verdachte niet op de terechtzitting in hoger beroep is verschenen, en dat het Hof verstek heeft verleend. De Hoge Raad heeft de stukken van het geding bekeken, waaronder de appelakte en de dagvaarding, en geconcludeerd dat de betekening van de appeldagvaarding niet correct heeft plaatsgevonden. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof niet voldoende heeft onderzocht of er redenen waren om het onderzoek ter terechtzitting te schorsen, zodat de verdachte alsnog aanwezig kon zijn. Dit verzuim leidt tot de nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en de daaropvolgende uitspraak.

De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Dit arrest benadrukt het belang van correcte betekening en de rechten van de verdachte in het strafproces.

Uitspraak

4 juni 2013
Strafkamer
nr. S 11/03127
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 29 september 2010, nummer 22/006661-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1953.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.J.N. Vermeij, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot zodanige op art. 440 Sv gegronde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt onder meer over de beslissing van het Hof tot het verlenen van verstek tegen de niet-verschenen verdachte.
2.2. Bij de op de voet van art. 434, eerste lid, Sv aan de Hoge Raad gezonden stukken bevinden zich:
(i) een appelakte van 17 december 2009 waarin als adres van de verdachte is vermeld: [a-straat 1], [woonplaats];
(ii) het dubbel van de dagvaarding van de verdachte om te verschijnen ter terechtzitting in hoger beroep van 15 september 2010, dat als adres vermeldt: [b-straat 1], [woonplaats];
(iii) een aan het dubbel van die dagvaarding gehechte akte van uitreiking, inhoudende dat de dagvaarding - nadat zij tevergeefs was aangeboden op genoemd adres, aldaar een bericht van aankomst was achtergelaten en zij nadat ze op het in dat bericht genoemde plaats niet was afgehaald - is teruggezonden naar de afzender die haar op 15 juli 2010 heeft uitgereikt aan de (waarnemend) griffier van de Rechtbank te 's-Gravenhage, die op dezelfde dag een afschrift heeft verzonden naar voormeld adres;
(iv) het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep, inhoudende dat tegen de aldaar niet-verschenen verdachte verstek is verleend.
2.3. De vermelding van het adres [a-straat 1], [woonplaats] in de appelakte kan bezwaarlijk anders worden verstaan dan als de opgave van een adres in de zin van art. 588a, eerste lid aanhef onder c, Sv waaraan mededelingen over de strafzaak kunnen worden toegezonden.
2.4. Uit de omstandigheid dat in het kader van de betekening van de appeldagvaarding bekend is geworden dat de verdachte nadien op een (ander) GBA-adres bleek te zijn ingeschreven, kon het Hof niet zonder meer afleiden dat de verdachte het adres [a-straat 1], [woonplaats] niet wenste te handhaven als adres waar hij een afschrift van de appeldagvaarding wenste te ontvangen.
2.5. Uit de stukken van het geding kan niet blijken dat een afschrift van de appeldagvaarding aan dit adres is toegezonden, zodat ervan moet worden uitgegaan dat dit niet is geschied. Evenmin houden de stukken iets in waaruit kan volgen dat die verzending ingevolge het derde lid van art. 588a Sv achterwege kon blijven. Daarom had het Hof ervan blijk moeten geven te hebben onderzocht of er reden was het onderzoek ter terechtzitting te schorsen teneinde de verdachte in de gelegenheid te stellen alsnog bij het onderzoek op de terechtzitting tegenwoordig te zijn. Van een zodanig onderzoek blijkt niet. Dat verzuim leidt tot nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en de naar aanleiding daarvan gegeven uitspraak. (Vgl. HR 27 november 2012, LJN BX4736, NJ 2012/695.)
2.6. Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren N. Jörg en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 juni 2013.