ECLI:NL:HR:2013:CA3298
Hoge Raad
- Cassatie
- W.A.M. van Schendel
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Y. Buruma
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van ontnemingsbedrag in cassatie met betrekking tot wederrechtelijk verkregen voordeel
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waarbij een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel aan de orde was. De Hoge Raad heeft op 18 juni 2013 uitspraak gedaan in deze zaak, die betrekking heeft op de hoogte van het opgelegde ontnemingsbedrag. De betrokkene, geboren in 1971, had beroep ingesteld tegen de uitspraak van het hof, waarbij een ontnemingsbedrag was vastgesteld. De advocaat van de betrokkene, mr. I.T.H.L. van de Bergh, heeft middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen wat betreft de hoogte van het opgelegde ontnemingsbedrag. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend met betrekking tot de hoogte van de betalingsverplichting ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De Hoge Raad heeft het te betalen bedrag vastgesteld op € 2.654.092,-. Daarnaast heeft de Hoge Raad het beroep voor het overige verworpen. De beoordeling van de middelen heeft geleid tot de conclusie dat de redelijke termijn in de cassatiefase is overschreden, wat heeft geleid tot een vermindering van de betalingsverplichting. De uitspraak is gedaan door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken.