ECLI:NL:HR:2013:CA3305

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
12/01516 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring klaagster in haar beklag over inbeslaggenomen kentekenbewijs

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 juni 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de Rechtbank Leeuwarden. De klaagster had een beklag ingediend over de niet-teruggave van een inbeslaggenomen kentekenbewijs van een auto, die zij in huurkoop had aangeschaft. De Rechtbank had de klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar beklag, omdat zij niet als belanghebbende werd aangemerkt. De rechtbank stelde vast dat de auto was verkocht door autobedrijf [A] B.V. en dat de koop was gefinancierd door een leaseovereenkomst met [B] B.V. Hierdoor concludeerde de rechtbank dat de klaagster geen zakelijk recht op de auto of het kentekenbewijs kon doen gelden.

De Hoge Raad oordeelde echter dat het oordeel van de Rechtbank niet begrijpelijk was, gezien de vaststelling dat de klaagster de auto in huurkoop had gekocht. De Hoge Raad benadrukte dat ook iemand met een persoonlijk recht op teruggave van een inbeslaggenomen goed als belanghebbende kan worden aangemerkt. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de Rechtbank en wees de zaak terug voor een nieuwe behandeling, waarbij de eerdere vaststellingen in acht moeten worden genomen.

Deze uitspraak benadrukt het belang van het erkennen van persoonlijke rechten in het kader van beklagprocedures en de noodzaak voor de rechtbank om haar oordelen voldoende te motiveren. De beslissing van de Hoge Raad biedt een belangrijke aanvulling op de interpretatie van de relevante artikelen in het Wetboek van Strafvordering, met name artikel 552a, dat betrekking heeft op belanghebbenden in beslagzaken.

Uitspraak

18 juni 2013
Strafkamer
nr. S 12/01516 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Leeuwarden van 7 maart 2012, nummer rk 12/10, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
[Klaagster], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze heeft mr. B.P.M. Canoy, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot zodanige beslissing met betrekking tot de terug- of verwijzing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
2. Beoordeling van het eerste middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het tweede, het derde en het vierde middel
3.1. De middelen komen op tegen de niet-ontvankelijkverklaring van de klaagster in haar beklag. In de kern klagen alle middelen over het oordeel van de Rechtbank dat de klaagster niet als belanghebbende kan worden aangemerkt.
3.2. De Rechtbank heeft de klaagster in haar beklag, strekkende tot teruggave aan haar van een onder [betrokkene 1] inbeslaggenomen kentekenbewijs, niet-ontvankelijk verklaard en heeft daartoe het volgende overwogen:
"Uit de stukken en de behandeling in raadkamer is de rechtbank het volgende gebleken. Ingevolge het bepaalde in artikel 552a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering kunnen belanghebbenden zich beklagen over het uitblijven van een last tot teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen.
Onder belanghebbenden als hiervoor bedoeld moeten onder meer worden verstaan zij die een zakelijk recht pretenderen met betrekking tot een inbeslaggenomen voorwerp.
Klaagster stelt dat zij eigenares is van een inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerp, te weten een kentekenbewijs van een auto met kenteken [AA-00-BB].
Uit de stukken blijkt dat de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, op 3 januari 2012 in de zaak tegen [betrokkene 1] een doorzoeking heeft verricht, ter gelegenheid waarvan hij een kentekenbewijs betreffende het kenteken [AA-00-BB] in beslag heeft genomen.
Dit kenteken is afgegeven voor een auto, merk Volkswagen, type Passat. Deze auto is op 7 april 2010 door het autobedrijf [A] B.V. in Sneek in huurkoop verkocht aan klaagster. Naar de rechtbank begrijpt is deze koop geheel of gedeeltelijk gefinancierd door middel van een leasecontract tussen klaagster en [B] B.V. te Sneek.
Naar het voorlopig oordeel van de rechtbank volgt uit genoemde overeenkomsten dat de auto eigendom is van [A] B.V en/of [B] B.V.
Het is in het onderzoek in raadkamer niet aannemelijk geworden dat klaagster enig zakelijk recht op de auto kan doen gelden. Daarmee is evenmin aannemelijk geworden dat klaagster enig zakelijk recht op het kentekenbewijs heeft. Het kentekenbewijs is immers verbonden aan bedoelde auto. Klaagster kan daarom niet als rechthebbende in de zin van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering worden beschouwd.
Klaagster kan daarom niet in haar beklag worden ontvangen."
3.3. In cassatie moet ervan worden uitgegaan dat het beslag op het kentekenbewijs is gelegd op grond van art. 94a Sv.
3.4. Voor zover de Rechtbank heeft geoordeeld dat de klaagster niet als belanghebbende in de zin van art. 552a, eerste lid, Sv kan worden aangemerkt omdat zij geen zakelijk recht op de auto en het kentekenbewijs kan doen gelden, geeft dat oordeel blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Ook degene die een persoonlijk recht heeft op teruggave van het inbeslaggenomen goed kan worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van genoemd artikel.
3.5. In aanmerking genomen dat de Rechtbank blijkens haar beschikking heeft vastgesteld dat de klaagster de auto waarbij het kentekenbewijs behoort, in huurkoop heeft gekocht van autobedrijf [A] B.V. en die koopovereenkomst heeft gefinancierd door middel van een leaseovereenkomst met [B] B.V., is het oordeel van de Rechtbank dat de klaagster niet als belanghebbende van het inbeslaggenomen, bij die auto behorende, kentekenbewijs kan worden aangemerkt, zonder nadere motivering niet begrijpelijk.
3.6. De middelen zijn terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven, de middelen voor het overige geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
wijst de zaak terug naar de Rechtbank Leeuwarden, opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 juni 2013.