ECLI:NL:HR:2013:CA3767

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 november 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
12/03959
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over wijziging huwelijkse voorwaarden en vernietigbaarheid van overeenkomsten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 november 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de man tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de wijziging van huwelijkse voorwaarden tijdens het huwelijk en de gelijktijdige afrekening op basis van een periodiek verrekenbeding. De man, eiser tot cassatie, was van mening dat de overeenkomsten die in deze context waren gesloten, vernietigbaar waren wegens wederzijdse dwaling. De vrouw, verweerder in cassatie, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die door de man in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat bepaalt dat de Hoge Raad niet verplicht is om nadere motivering te geven wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de man dan ook verworpen en de kosten van het geding in cassatie gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Deze uitspraak heeft implicaties voor de uitleg van huwelijkse voorwaarden en de voorwaarden waaronder overeenkomsten vernietigbaar kunnen zijn. De zaak is van belang voor de rechtsontwikkeling op het gebied van het civiele recht, met name in het kader van echtscheidingen en de gevolgen daarvan voor de financiële afspraken tussen partijen.

Uitspraak

15 november 2013
Eerste Kamer
nr. 12/03959
EE
Arrest
in de zaak van:
[de man],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaten: mr. J. van Duijvendijk-Brand en mr. K.J.O. Jansen,
t e g e n
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. J.P. Heering.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 213482/HA ZA 10-29 van de rechtbank Breda van 3 maart 2010 en 9 februari 2011;
b. het arrest in de zaak HD 200.085.753 van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 28 februari 2012.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor de vrouw mede door mr. K.T.J.M. Pijls-Olde Scheper, advocaat te Roosendaal.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van de man heeft bij brief van 5 juli 2013 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
compenseert de kosten van het geding in cassatie aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, C.E. Drion en G. de Groot, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op
15 november 2013.