Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
15 november 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 november 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de man tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de wijziging van huwelijkse voorwaarden tijdens het huwelijk en de gelijktijdige afrekening op basis van een periodiek verrekenbeding. De man, eiser tot cassatie, was van mening dat de overeenkomsten die in deze context waren gesloten, vernietigbaar waren wegens wederzijdse dwaling. De vrouw, verweerder in cassatie, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die door de man in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat bepaalt dat de Hoge Raad niet verplicht is om nadere motivering te geven wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de man dan ook verworpen en de kosten van het geding in cassatie gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze uitspraak heeft implicaties voor de uitleg van huwelijkse voorwaarden en de voorwaarden waaronder overeenkomsten vernietigbaar kunnen zijn. De zaak is van belang voor de rechtsontwikkeling op het gebied van het civiele recht, met name in het kader van echtscheidingen en de gevolgen daarvan voor de financiële afspraken tussen partijen.