ECLI:NL:HR:2013:CA3936
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over machtiging tot voortzetting inbewaringstelling op basis van de Wet Bopz
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 juni 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de voortzetting van een inbewaringstelling op grond van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz). De zaak betreft een verzoek van betrokkene, die in een psychiatrisch ziekenhuis was opgenomen op basis van een last tot inbewaringstelling van de burgemeester van Sittard-Geleen. De officier van justitie had de rechtbank verzocht om een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling, waarbij een geneeskundige verklaring was overgelegd van een psychiater die eerder als behandelend psychiater van betrokkene had gefungeerd. De raadsman van betrokkene voerde aan dat deze verklaring niet voldeed aan de wettelijke vereisten, omdat de psychiater niet onafhankelijk was.
De rechtbank oordeelde echter dat de psychiater voldoende onafhankelijk was en verleende de gevraagde machtiging. Betrokkene ging in cassatie tegen deze beschikking. De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank had miskend dat voor het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling een geneeskundige verklaring vereist is van een psychiater die niet bij de behandeling betrokken is geweest. De Hoge Raad verwees naar eerdere jurisprudentie waarin was vastgesteld dat er ten minste een jaar moet zijn verstreken sinds de psychiater voor het laatst contact heeft gehad met de betrokkene, om als 'niet bij de behandeling betrokken' te worden aangemerkt.
De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de rechtbank Limburg van 22 februari 2013 en verwees de zaak terug naar deze rechtbank voor verdere behandeling en beslissing. Deze uitspraak benadrukt het belang van onafhankelijkheid van de psychiater bij het opstellen van een geneeskundige verklaring in het kader van de Wet Bopz, ter bescherming van de rechten van de betrokkene.