ECLI:NL:HR:2014:10

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 januari 2014
Publicatiedatum
6 januari 2014
Zaaknummer
13/00799
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstelarrest inzake kostenveroordeling in cassatie door de Hoge Raad

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 oktober 2013 arrest gewezen in het beroep in cassatie van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Deventer tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het College had verzocht om verduidelijking van het arrest, omdat er een tegenstrijdigheid was in de kostenveroordeling. In onderdeel 4 van het arrest werd het College veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, vastgesteld op € 944 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Echter, in onderdeel 3 van hetzelfde arrest werd gesteld dat de Hoge Raad geen termen aanwezig achtte voor een veroordeling in de proceskosten, wat een misslag bleek te zijn. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat er wel degelijk termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten, aangezien het beroep in cassatie van het College ongegrond was verklaard.

Om deze fout te herstellen, heeft de Hoge Raad besloten om de zinsnede in onderdeel 3 van het arrest te vervangen, zodat het nu correct aangeeft dat er termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. Dit herstel is op de minuut van het eerdere arrest vastgesteld. De beslissing is openbaar uitgesproken op 10 januari 2014 door de vice-president M.W.C. Feteris, samen met de raadsheren P.M.F. van Loon en R.J. Koopman, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

10 januari 2014
nr. 13/00799
Arrest
gewezen ter verbetering van het arrest van de Hoge Raad van 18 oktober 2013, nr. 13/00799, ECLI:NL:HR:2013:997, gewezen op het beroep in cassatie van
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Deventer(hierna: het College) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Arnhem-Leeuwardenvan 8 januari 2013, nr. 11/00266.

1.Het arrest in het geding

1.1.
De Hoge Raad heeft in deze zaak op 18 oktober 2013 arrest gewezen.
Nadien heeft het College verzocht om verduidelijking van het arrest.
Belanghebbende heeft zich schriftelijk over het verzoek uitgelaten.
1.2.
In onderdeel 4 van het arrest wordt het College veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 944 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De overwegingen van het arrest sluiten hierbij echter niet aan. In onderdeel 3 van het arrest is namelijk vermeld dat de Hoge Raad geen termen aanwezig acht voor een veroordeling in de proceskosten. Deze formulering berust op een misslag. Zoals ook blijkt uit de beslissing, acht de Hoge Raad wel termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten, aangezien het beroep in cassatie van het College ongegrond is verklaard.
1.3.
Deze fout dient te worden hersteld. Dit brengt mee dat in onderdeel 3 van het arrest de zinsnede “acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten” wordt vervangen door: “acht termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten”.

2.Beslissing

De Hoge Raad:
verbetert de hierboven vermelde fout in het arrest van 18 oktober 2013, nr. 13/00799, op de wijze vermeld in onderdeel 1.3 hiervoor, en
stelt de verbetering op de minuut van dat arrest.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.W.C. Feteris als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van  Loon en R.J. Koopman, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2014.