ECLI:NL:HR:2014:1011

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 april 2014
Publicatiedatum
24 april 2014
Zaaknummer
14/00716
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over tussentijdse beëindiging van schuldsaneringsregeling en onverschuldigde betaling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 april 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die volgde op een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft de tussentijdse beëindiging van een schuldsaneringsregeling op basis van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP). De verzoeker, aangeduid als [verzoeker], had beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, dat op 27 januari 2014 was gewezen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken, waaronder een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 18 november 2013, en concludeert dat de klachten die in de cassatie zijn aangevoerd niet tot cassatie kunnen leiden. De Advocaat-Generaal L. Timmerman had in zijn conclusie al tot verwerping van het verzoek geadviseerd.

De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, zoals vereist onder artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). Dit betekent dat de Hoge Raad de zaak niet verder in behandeling neemt en het beroep verwerpt. De uitspraak is gedaan door de raadsheren C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp, C.E. Drion, en is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot. Deze uitspraak heeft implicaties voor de interpretatie van de WSNP en de voorwaarden waaronder een schuldsaneringsregeling kan worden beëindigd.

Uitspraak

25 april 2014
Eerste Kamer
nr. 14/00716
LZ/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. W. Römelingh.
Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak C/16/11/123 R van de rechtbank Midden-Nederland van 18 november 2013;
b. het arrest in de zaak 200.137.726 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 27 januari 2014.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het verzoek.

3.Beoordeling van de middelen

De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
25 april 2014.