Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
4.Slotsom
5.Beslissing
13 mei 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 mei 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor verkrachting, omdat hij op 18 maart 2012 in Breda een vrouw had gedwongen tot een handeling die bestond uit het seksueel binnendringen van haar mond met zijn tong. De verdachte had de vrouw met geweld en bedreiging gedwongen tot deze handeling, wat door het Hof was gekwalificeerd als verkrachting volgens artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht.
De Hoge Raad heeft echter in een eerder arrest (ECLI:NL:HR:2013:BZ2653) beslist dat een afgedwongen tongzoen niet meer als verkrachting kan worden gekwalificeerd. Dit leidde tot de conclusie dat het Hof het bewezenverklaarde feit ten onrechte als verkrachting had gekwalificeerd. De Hoge Raad oordeelde dat het middel van de verdachte terecht was en vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de kwalificatie van het feit en de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor herbehandeling van het hoger beroep.
De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige, wat betekent dat andere onderdelen van de uitspraak van het Hof in stand blijven. De beslissing van de Hoge Raad benadrukt de noodzaak van zorgvuldige kwalificatie van feiten in strafzaken, vooral in gevallen die betrekking hebben op seksuele delicten.