2.3.Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een in de wettelijke vorm door [verbalisant], daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal d.d. 14 februari 2006 met nummer 030270/6010657/0, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als relatering van verbalisante:
Door burgemeester en wethouders van de gemeente Almere werd met ingang van 9 oktober 1996 aan verdachte [medeverdachte] een Abw/WWB-uitkering toegekend en wel bij beschikking van 19 december 1996. Aan de toekenning van de uitkering werd onder meer de voorwaarde verbonden dat de verdachte [medeverdachte] op verzoek of uit eigen beweging mededeling zou doen van alle feiten en omstandigheden, waaronder werkzaamheden en/of inkomsten en leefsituatie, waarvan haar redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht, de hoogte en continuering van de uitkering. Voor de verstrekking van deze gegevens diende de verdachte gebruik te maken van verstrekte formulieren, zijnde rechtmatigheidsformulieren en/of mutatieformulieren. Voornoemde voorwaarde is bepaald in artikel 65 van de Abw (vanaf 1 januari 2005 artikel 17 WWB).
2. Een in de wettelijke vorm door [verbalisant], daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal d.d. 14 februari 2006 (pagina’s 15 en 16 van een dossier met nummer 030270/6010657/0) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van aangever [betrokkene 2]:
Ik ben teamleider Sociale Recherche Flevoland bij de afdeling Handhaving, Dienst Sociale Zaken, van de gemeente Almere en uit hoofde van mijn functie bevoegd tot het doen van aangifte. [medeverdachte], wonende [a-straat 1] te Almere heeft in de periode van 9 oktober 1996 tot en met 25 januari 2006 een uitkering ontvangen ingevolge de Abw/WWB, norm alleenstaande ouder.
Van een gezamenlijke huishouding met [verdachte] heeft [medeverdachte] op geen enkele wijze melding gemaakt. Zou [medeverdachte] die informatie hebben verstrekt, dan zou aan haar geen uitkering zijn verstrekt, dan wel zou met de hoogte van de uitkering rekening zijn gehouden.
3. Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal van observatie d.d. 10 december 2005 (als bijlage 3 deel uitmakend van het onder 1 genoemde dossier), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als relaas van verbalisanten:
Naar aanleiding van het onderzoek, gerelateerd bij proces-verbaal, voorzien van het nummer 030270/6010657/0 contra [medeverdachte] en [verdachte], hebben wij, allen sociaal rechercheur in dienst van de gemeente Almere, met toestemming van de officier van justitie observaties verricht op verdachte [medeverdachte] en verdachte [verdachte] met betrekking tot het onderzoek en daarbij het volgende bevonden:
Gedurende de periode 15 augustus 2005 tot en met 13 november 2005 hebben er 213 observaties op 78 dagen plaatsgevonden teneinde vast te stellen of verdachte [verdachte] zijn hoofdverblijf heeft op het adres van verdachte [medeverdachte]. Verdachte is van de 78 dagen 28 dagen waargenomen in de [a-straat]. Tevens is waargenomen dat verdachte [verdachte] over een sleutel beschikte van het perceel met nummer [1] gelegen in de [a-straat].
Van de 213 observaties is 174 keer gezien dat de gele Hyundai Atos, welke volgens RDW-gegevens op naam stond van [verdachte], geparkeerd stond op de [a-straat] en/of in de omgeving van Almere is waargenomen. Bij een drietal waarnemingen is waargenomen dat verdachten gezamenlijk boodschappen deden bij een supermarkt en bij de Ikea Amsterdam. Bij de betaling van de goederen in de Ikea is waargenomen dat verdachte [verdachte] contant de goederen afrekende.
4. In de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakte processen-verbaal van verhoor d.d. 25 januari 2006 (als bijlage 13 deel uitmakend van het onder 1 genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: als verklaring van medeverdachte [medeverdachte]:
Ik heb twee kinderen, een jongen en een meisje. Ik heb een relatie met [verdachte]. Ik heb al 13 jaar een uitkering van de Sociale Dienst. Ik denk dat ik vanaf 1997 in Almere woon. Ik was de eerste bewoner van mijn woning aan de [a-straat 1].
Opmerking verbalisant: Ik toonde de verdachte de rechtmatigheidsformulieren over de fraudeperiode van juli 1997 tot en met 31 december 2005, afkomstig uit de administratie van de Dienst Sociale Zaken te Almere.
Ik herken de formulieren aan mijn naam en handtekening. Ik heb de formulieren altijd zelf ingevuld. De laatste tijd is [verdachte] wel heel veel bij mij. [verdachte] is inderdaad meer bij mij dan dat hij in zijn eigen woning aan [b-straat] verblijft. Ik kan niet zeggen hoe lang dat al is. We gaan samen wel eens op stap. We gaan wel naar vrienden. We gaan naar het sporten van de kinderen. Hij gaat wel eens mee boodschappen doen. Ik was zijn kleding. Hij kan dat, denk ik, zelf niet. [verdachte] heeft een sleutel van mijn woning. Afgelopen juli of augustus zijn we op vakantie geweest naar Turkije. [verdachte] heeft kleding en wat papier bij mij liggen. Ik snap wel dat we voor de bijstandswet een gezamenlijke huishouding voeren.
Vraag verbalisant: “[verdachte] heeft volgens u geen inkomsten en hij verblijft veel bij u, u wast voor hem en hij eet onder andere mee. Hij heeft dus voordeel gehad van uw uitkering.”
Ja, als je dat zo stelt, dan klopt dat inderdaad.
5. Een proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van het hof d.d. 21 april 2009, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van verdachte:
Ik wist dat [medeverdachte] een uitkering had. Aanvankelijk woonde ik op [b-straat] in Amsterdam. In 1999 kreeg ik een relatie met [betrokkene 1]. Ik heb eerst met [betrokkene 1] in mijn huis aan [b-straat] gewoond. Op een gegeven moment verhuisden wij naar de [c-straat 1], ook in Amsterdam. Ik woonde dus in Amsterdam, maar soms bezocht ik [medeverdachte] in Almere. [betrokkene 1] raakte op een gegeven moment zwanger. Daar was ik niet blij mee. Ik had immers ook nog een relatie met [medeverdachte]. Met [betrokkene 1] kwam het ergens in de zomer van 2004 tot een relatiebreuk.
Ik sliep bij [medeverdachte] op haar slaapkamer. Ik at met haar en de kinderen en we deden soms samen boodschappen. Het was zo'n beetje twee dagen op en drie dagen af. Ik gaf geen geld aan [medeverdachte]. Op een gegeven moment had ik geen inkomsten meer. Volgens mij was dat in 2004 of 2005. [betrokkene 1] heeft mij toen wel gesteund. U houdt mij voor dat [medeverdachte] dat ook heeft gedaan. Ja, dat is waar.
6. Een proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van het hof d.d. 27 juli 2012, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van verdachte:
Ik wist dat [medeverdachte] een uitkering had. Ik heb niet bijgedragen in de kosten van [medeverdachte]. In 2004 is mijn relatie met [betrokkene 1] verbroken. In de periode daarna verbleef ik meer bij [medeverdachte]. Ik heb wel eens wat bijgedragen voor onze dochter [betrokkene 3]. Ook ten aanzien van de zoon van [medeverdachte] vervul ik de vaderrol. We deden wel dingen samen."