ECLI:NL:HR:2014:1416

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 juni 2014
Publicatiedatum
13 juni 2014
Zaaknummer
14/00662
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake naheffingsaanslagen belasting zware motorrijtuigen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juni 2014 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] B.V. tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 7 januari 2014. Het beroep in cassatie was gericht tegen meerdere naheffingsaanslagen in de belasting zware motorrijtuigen, alsook tegen de daarbij opgelegde boetebeschikkingen. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klacht die door de belanghebbende is ingediend, geen behandeling in cassatie rechtvaardigt. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld, klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep. Daarnaast is de Hoge Raad van mening dat de ingediende klacht niet kan leiden tot cassatie. Gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en na het horen van de Procureur-Generaal, heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak is gedaan door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw, samen met de raadsheren R.J. Koopman en L.F. van Kalmthout, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

13 juni 2014
nr. 14/00662
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Den Haagvan 7 januari 2014, nrs. SGR 13/4571, SGR 13/4573, SGR 13/4577, SGR 13/4579, SGR 13/4580, SGR 13/4609, SGR 13/4610, SGR 13/4613 tot en met SGR 13/4616, SGR 13/4618 tot en met SGR 13/4620, SGR 13/4623, SGR 13/4625 tot en met SGR 13/4631, SGR 13/4633 tot en met SGR 13/4636 en SGR 13/4638 tot en met SGR 13/4653, betreffende aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslagen in de belasting zware motorrijtuigen en de daarbij gegeven boetebeschikkingen.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klacht geen behandeling in cassatie rechtvaardigt omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klacht klaarblijkelijk niet tot cassatie kan leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.

2.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren R.J. Koopman en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2014.