ECLI:NL:HR:2014:158

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 januari 2014
Publicatiedatum
24 januari 2014
Zaaknummer
13/01506
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting huurovereenkomst door meerderjarige zoon van overleden huurder; duurzame gemeenschappelijke huishouding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 januari 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de voortzetting van een huurovereenkomst door de meerderjarige zoon van een overleden huurder. De zaak betreft de toepassing van artikel 7:268 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek, dat de voorwaarden schetst waaronder een huurovereenkomst kan worden voortgezet na het overlijden van de huurder. De eiser, die in deze procedure optrad tegen de Stichting Ymere, had beroep in cassatie ingesteld tegen een eerder arrest van het gerechtshof te Amsterdam. Dit arrest was op 18 december 2012 gewezen en had de eerdere vonnissen van de kantonrechter te Haarlem bevestigd.

De Hoge Raad verwijst in zijn uitspraak naar de relevante feiten en eerdere uitspraken, waaronder de vonnissen van de kantonrechter van 29 december 2010 en 9 maart 2011. De advocaat-generaal M.H. Wissink had in zijn conclusie tot verwerping van het cassatieberoep geadviseerd. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het cassatiemiddel naar voren waren gebracht, niet konden leiden tot cassatie. Dit oordeel werd onderbouwd met de overweging dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep en veroordeelt de eiser in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Ymere op nihil zijn begroot. Deze uitspraak bevestigt de eerdere beslissingen en onderstreept de toepassing van de relevante wetgeving met betrekking tot huurrecht en de voortzetting van huurovereenkomsten na overlijden.

Uitspraak

24 januari 2014
Eerste Kamer
nr. 13/01506
LZ/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. K.T.B. Salomons,
t e g e n
STICHTING YMERE,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en Ymere.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 491632 CV EXPL 10-16200 van de kantonrechter te Haarlem van 29 december 2010 en 9 maart 2011;
b. het arrest in de zaak 200.088.952/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 18 december 2012.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen Ymere is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Ymere begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, C.E. Drion en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
24 januari 2014.