ECLI:NL:HR:2014:1612

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 juli 2014
Publicatiedatum
8 juli 2014
Zaaknummer
13/03424
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring van verdachte in hoger beroep wegens verontschuldigbare termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juli 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Leeuwarden. De verdachte had zich te laat gemeld voor de zitting en was vervolgens bij verstek veroordeeld. De raadsvrouwe voerde aan dat de verdachte niet goed was geïnformeerd over de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen, en dat de termijnoverschrijding verontschuldigbaar was. Het Hof oordeelde echter dat de omstandigheden niet als bijzonder konden worden aangemerkt en dat de verdachte zelf verantwoordelijk was voor het niet tijdig instellen van hoger beroep. De Hoge Raad herhaalde de overwegingen uit eerdere jurisprudentie en concludeerde dat de termijnoverschrijding niet verontschuldigbaar was. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de beslissing van het Hof.

Uitspraak

8 juli 2014
Strafkamer
nr. 13/03424
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 17 juni 2013, nummer 24/001442-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt dat het Hof de verdachte ten onrechte, althans ontoereikend gemotiveerd, niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn hoger beroep tegen het vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Leeuwarden van 8 mei 2012.
2.2.1.
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 17 juni 2013 heeft de verdachte aldaar het volgende verklaard:
"Het klopt dat de dagvaarding in eerste aanleg op 10 februari 2012 in persoon aan mij is uitgereikt. Ik was op 8 mei 2012 te laat bij de zitting van de politierechter. Ik was ongeveer 10 minuten te laat omdat ik in de file had gestaan. Ik heb mij meteen gemeld bij de bode. [betrokkene] was bij mij. Wij zijn samen met de auto gekomen. Hij is mijn begeleider van Zorggroep [A]. De bode liet mij de zittingszaal binnen. De politierechter zei toen tegen mij dat ik te laat was en dat ik wel weer kon vertrekken. De politierechter heeft mij wel gezegd wat zijn beslissing in mijn zaak was, namelijk 12 weken gevangenisstraf. Ik weet niet meer of hij heeft gezegd dat ik binnen 14 dagen hoger beroep kon instellen. Maar ik heb wel tegen hem gezegd dat ik hoger beroep wilde instellen. Ik weet niet wat de rechter daarop heeft gezegd.
Ik ben daarna wel even bij de balie geweest, maar ik heb daar niet geïnformeerd naar het instellen van hoger beroep."
2.2.2.
Voorts heeft de raadsvrouwe blijkens voornoemd proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep het volgende aangevoerd:
"De dagvaarding in eerste aanleg is in persoon aan mijn cliënt betekend. Hij is bij verstek veroordeeld, omdat hij iets te laat in de zittingzaal was. Hij is wel in de zittingzaal geweest en heeft daar de uitspraak gehoord. Vervolgens heeft hij verklaard hoger beroep te willen instellen. De politierechter heeft hem niet verteld hoe hij dat moest doen. Na een paar weken heeft hij contact opgenomen met zijn advocaat. Toen bleek dat hij nog geen hoger beroep had ingesteld en te laat was.
Deze termijnoverschrijding is verontschuldigbaar. Hij had in eerste aanleg geen bijstand van een advocaat. Zie ook HR 12 oktober 2010, LJN BL7694 en HR 22 februari 2011, LJNB06742. De politierechter had mijn cliënt alsnog moeten wijzen op de mogelijkheid van hoger beroep. Het gaat om iemand zonder raadsman. Hij dacht dat hij hoger beroep had ingesteld. (...) Ik verzoek het hof mijn cliënt wel ontvankelijk te verklaren in hoger beroep."
2.3.
Het Hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het ingestelde hoger beroep en heeft daartoe het volgende overwogen:
Uit het dossier blijkt dat de dagvaarding voor de politierechter op 10 februari 2012 in persoon aan verdachte is uitgereikt.
Op het moment dat verdachte in de zittingzaal van de politierechter verschijnt (te laat) is er al een einduitspraak in zijn zaak gedaan. De politierechter heeft verdachte nog te woord gestaan en hem het vonnis meegedeeld, terwijl de politierechter dit niet had hoeven te doen.
Verdachte is naar eigen zeggen achteraf nog bij de balie van de rechtbank geweest, maar heeft niets gevraagd over het instellen van hoger beroep.
In de door verdachte bij de dagvaarding ontvangen toelichting op de dagvaarding staat echter hoe en wanneer het hoger beroep ingesteld moet worden. Dat verdachte die informatie kennelijk niet tot zich heeft genomen is voor eigen rekening en risico van verdachte. Er is geen sprake van een verontschuldigbare termijnoverschrijding.
Gelet op het voorgaande zal het hof verdachte niet ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep."
2.4.
Vooropgesteld moet worden dat de wet bepaalt in welke gevallen tegen een rechterlijke uitspraak een rechtsmiddel kan worden ingesteld en binnen welke termijn dit kan geschieden; die termijnen zijn van openbare orde. Overschrijding van de termijn voor hoger beroep door de verdachte, zoals in het onderhavige geval, betekent in de regel dat deze niet in dat hoger beroep kan worden ontvangen. Dit gevolg kan daaraan uitsluitend niet worden verbonden, indien sprake is van bijzondere, de verdachte niet toe te rekenen, omstandigheden welke de overschrijding van de termijn verontschuldigbaar doen zijn. (Vgl. HR 4 mei 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5706, NJ 2004/462.)
2.5.
Het Hof heeft geoordeeld dat de omstandigheden waarop door de raadsvrouwe van de verdachte een beroep is gedaan, niet kunnen worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden in voormelde zin. Dat oordeel getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat - zoals het Hof heeft vastgesteld - de dagvaarding om ter terechtzitting van de Politierechter te verschijnen aan de verdachte in persoon is betekend, dat de verdachte aldaar niet is verschenen en dat de Politierechter de zaak vervolgens bij verstek heeft behandeld en de verdachte tot straf heeft veroordeeld. Dat de Politierechter de verdachte, nadat deze zich na afloop van de behandeling van zijn zaak in de zittingszaal had vervoegd, heeft geïnformeerd over de hem opgelegde straf, leidt niet tot een ander oordeel, ook niet indien daarbij in aanmerking wordt genomen dat de verdachte in eerste aanleg niet werd bijgestaan door een raadsman.
2.6.
Het middel is tevergeefs voorgesteld.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren N. Jörg en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
8 juli 2014.