In deze zaak heeft [X] N.V. beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland, gedateerd 7 november 2013. De uitspraak betrof de door belanghebbende op aangifte voldane bedragen in de energiebelasting over de tijdvakken van maart 2013 tot en met juli 2013. De belanghebbende heeft een middel voorgesteld in het cassatieberoep, waarop de Staatssecretaris van Financiën een verweerschrift heeft ingediend. De zaak is mondeling toegelicht door mr. Y.E.J. Geradts, advocaat te Amsterdam.
De Hoge Raad heeft het voorgestelde middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij de Hoge Raad oordeelt dat het middel geen rechtsvragen oproept die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwijst hierbij naar een eerder uitgesproken arrest in een vergelijkbare zaak (nummer 13/06262).
Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard, en het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 478 wordt aan haar teruggegeven. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 11 juli 2014 door de vice-president en de raadsheren in aanwezigheid van de waarnemend griffier.