ECLI:NL:HR:2014:1687

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 juli 2014
Publicatiedatum
11 juli 2014
Zaaknummer
13/00556
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herbeoordeling van de teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen in het kader van strafvordering

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juli 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen. De klaagster, geboren in 1973, had een klaagschrift ingediend bij de Rechtbank Midden-Nederland, waarin zij verzocht om teruggave van een aantal voorwerpen die in beslag waren genomen in het kader van een strafzaak tegen haar echtgenoot. De Rechtbank had het klaagschrift ongegrond verklaard, met de motivering dat het belang van strafvordering zich verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen. De klaagster was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep in cassatie ingesteld.

De Hoge Raad herhaalt in zijn uitspraak de maatstaf die eerder is vastgesteld in ECLI:NL:HR:2010:BL2823. De Hoge Raad oordeelt dat de Rechtbank niet voldoende heeft gemotiveerd waarom het belang van strafvordering zich verzet tegen de teruggave van de voorwerpen. De Hoge Raad stelt vast dat zonder nadere motivering het oordeel van de Rechtbank niet begrijpelijk is. Dit leidt tot de conclusie dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven.

De Hoge Raad vernietigt de beschikking van de Rechtbank en wijst de zaak terug naar de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, voor een herbeoordeling van het klaagschrift. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door de rechter bij beslissingen over de teruggave van inbeslaggenomen goederen, vooral in het licht van de belangen van de strafvordering.

Uitspraak

8 juli 2014
Strafkamer
nr. 13/00556 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, van 16 januari 2013
,nummer RK 12/1474
,op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
[klaagster], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze heeft mr. J. Zevenboom, advocaat te Almere, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot zodanige beslissing met betrekking tot terug- of verwijzing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt over de ongegrondverklaring van het klaagschrift.
2.2.1.
De Rechtbank heeft het namens de klaagster ingediende klaagschrift, strekkende tot teruggave van een aantal onder [betrokkene], de echtgenoot van de klaagster, inbeslaggenomen voorwerpen, ten aanzien waarvan de klaagster stelt dat die haar eigendom zijn, ongegrond verklaard.
2.2.2.
De bestreden beschikking houdt het volgende in:
"De advocaat heeft verklaard dat het klaagschrift gegrond verklaard dient te worden, nu er sprake is van beslag op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering. Een aantal sieraden hebben emotionele waarde voor klager, omdat zij deze heeft geërfd van haar moeder en oma.
De goederen die aan [betrokkene] zijn geleverd, waarvan een rekeningafschrift door de raadsman aan de rechtbank is overhandigd, zijn ook onder klager in beslag genomen en vallen onder dit klaagschrift.
Het klaagschrift ziet tevens op de in beslag genomen muntenverzameling, auto en de boot van het merk Bayliner, beide met papieren.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot ongegrond verklaring van het klaagschrift omdat de goederen in beslag zijn genomen in de strafzaak tegen de echtgenoot van klager. De inhoudelijke behandeling van die strafzaak vindt plaats op 22 januari 2013, waarbij ook het voornemen tot het aanhangig maken van een vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht zal worden meegedeeld. Er zal verzocht worden om conservatoir beslag op te leggen.
MOTIVERING
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van de op de onderhavige zaak betrekking hebbende stukken.
Gelet op het hiervoor overwogene en ook overigens alle omstandigheden in aanmerking nemende, is de rechtbank van oordeel dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen en dat een beslissing dienaangaande dient te worden genomen in het kader van het hiervoor omschreven strafproces tegen de echtgenoot.
De rechtbank zal het klaagschrift ongegrond verklaren."
2.3.
In cassatie moet ervan worden uitgegaan dat het gaat om een op de voet van art. 94 Sv onder de echtgenoot van de klaagster gelegd beslag.
2.4.
Bij de beoordeling van een klaagschrift tegen zo een beslag dient de rechter a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen, b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd. Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor art. 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer het inbeslaggenomen voorwerp kan dienen om de waarheid aan de dag te brengen. Voorts verzet het door art. 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in art. 36b, eerste lid onder 4°, Sr in verbinding met art. 552f Sv (vlg. 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654).
2.5.
De Rechtbank heeft geoordeeld dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen. Zonder nadere motivering, die ontbreekt, is dit oordeel echter niet begrijpelijk. Voor zover het middel hierover klaagt, is het terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
wijst de zaak terug naar de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
8 juli 2014.