Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
28 januari 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 januari 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met zaaknummer 13/03081. De zaak betreft een verzoek van het Koninkrijk Zweden tot overname van de tenuitvoerlegging van een rechterlijke beslissing tegen een veroordeelde, die in Zweden was veroordeeld voor gekwalificeerde drugssmokkel. De Rechtbank Midden-Nederland had bij de strafoplegging de ernst van het gepleegde feit beoordeeld naar de normen die gelden in Zweden, hetgeen door de Hoge Raad als een onjuiste rechtsopvatting werd aangemerkt. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie en stelt dat de exequaturrechter bij het opleggen van de straf rekening moet houden met Nederlandse maatstaven en opvattingen, en dat de opgelegde sanctie in beginsel moet worden vervangen door een straf die aan de ernst van het feit beantwoordt volgens Nederlands recht. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van de Rechtbank en wijst de zaak terug naar de Rechtbank Midden-Nederland voor een nieuwe behandeling. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van de omstandigheden van de zaak en de internationale gevoeligheden die bij de strafoplegging aan de orde zijn.