Uitspraak
,nummer 23/003311-95
,ingediend door mr. K.Chr. Spee, advocaat te Amsterdam
,namens:
1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
2.De aanvraag tot herziening
3.Beoordeling van de aanvraag
4.Beslissing
7 januari 2014.
Hoge Raad
Op 7 januari 2014 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in de zaak met nummer 13/04943, waarin een aanvraag tot herziening werd behandeld. De aanvraag was ingediend door mr. K.Chr. Spee, advocaat te Amsterdam, namens de aanvrager, geboren in 1956. De herziening betreft een eerder arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 7 juli 1998, waarin de aanvrager was veroordeeld voor valsheid in geschrift tot een gevangenisstraf van twee maanden. De aanvraag tot herziening is aan het arrest gehecht en maakt daar deel van uit.
De Hoge Raad heeft de aanvraag tot herziening beoordeeld aan de hand van artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering. Dit artikel stelt dat herziening slechts mogelijk is op basis van nieuwe, door bescheiden gestaafde gegevens die niet bekend waren tijdens het oorspronkelijke proces en die een ernstig vermoeden wekken dat, indien deze gegevens bekend waren geweest, het onderzoek tot een andere uitkomst zou hebben geleid. De aanvrager stelde dat het Hof, indien het op de hoogte was geweest van een bij de aanvraag gevoegde verklaring van een betrokkene, tot een vrijspraak of een minder zware straf zou zijn gekomen.
De Hoge Raad oordeelde echter dat de aangevoerde gronden niet voldoende waren om een ernstig vermoeden te wekken dat het oorspronkelijke onderzoek anders zou zijn verlopen. Gelet op de verklaring die de aanvrager tijdens de terechtzitting in hoger beroep heeft afgelegd, kon de aanvraag niet worden gehonoreerd. De Hoge Raad heeft daarom de aanvraag tot herziening afgewezen, waarmee de eerdere veroordeling in stand blijft.