ECLI:NL:HR:2014:233

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 februari 2014
Publicatiedatum
4 februari 2014
Zaaknummer
11/05204
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over profijtontneming bij gewoontewitwassen en de motivering van het wederrechtelijk verkregen voordeel

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 februari 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in een strafzaak tegen de betrokkene, die zich schuldig had gemaakt aan gewoontewitwassen. Het Gerechtshof te Arnhem had eerder een bedrag van € 47.989,07 aan wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld, maar de Hoge Raad oordeelde dat de motivering van dit bedrag niet voldoende was onderbouwd. De betrokkene had in de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 mei 2006 contante stortingen op zijn bankrekeningen gedaan, waarvan het Hof had geoordeeld dat deze stortingen als wederrechtelijk verkregen voordeel moesten worden aangemerkt. De Hoge Raad vond echter dat het Hof niet voldoende had gemotiveerd waarom deze bedragen als zodanig moesten worden gekwalificeerd. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het Gerechtshof, wat de Hoge Raad heeft overgenomen. De zaak wordt nu opnieuw behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waar het bestaande hoger beroep opnieuw zal worden berecht en afgedaan. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij de vaststelling van wederrechtelijk verkregen voordeel in ontnemingsprocedures.

Uitspraak

4 februari 2014
Strafkamer
nr. 11/05204 P
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem, zitting houdende te Leeuwarden, van 16 november 2011, nummer 24/000623-10, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. V.C. van der Velde, advocaat te Almere, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt onder meer dat de schatting van het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel door het Hof niet naar behoren is gemotiveerd.
2.2.1.
Het Hof heeft het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 47.989,07. Ter ontneming van dit wederrechtelijk verkregen voordeel heeft het Hof de betrokkene de verplichting opgelegd - na aftrek van 5% = € 2.399,45 als compensatie voor de overschrijding van de redelijke termijn na het instellen van het hoger beroep tot aan de dag van de uitspraak in hoger beroep - een bedrag van € 45.589,62 aan de Staat te betalen. Het verkorte arrest houdt dienaangaande het volgende in:
"De vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De veroordeelde is bij arrest van dit hof van 19 oktober 2011 (parketnummer 24-001607-09) terzake van gewoontewitwassen veroordeeld tot straf.
Uit het strafdossier en bij de behandeling van de vordering ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat veroordeelde uit het bewezenverklaarde handelen financieel voordeel heeft genoten.
Aan de inhoud van wettige bewijsmiddelen ontleent het hof de schatting van dat voordeel op een bedrag van EUR 47.989,07 (zevenenveertigduizend negenhonderdnegenentachtig euro en zeven eurocent). Het hof komt als volgt tot deze schatting:
Voordeelberekening
Het hof hanteert bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel de volgende uitgangspunten.
Uit het rapport Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel d.d. 27 maart 2007 (rapportnummer 2007032113320101) blijkt dat het wederrechtelijk verkregen voordeel in onderhavige zaak berekend is op basis van de eenvoudige kasopstelling, inhoudende het volgende:
begin saldo kas + legale contante ontvangsten
- werkelijk gedane contante uitgaven - werkelijk eindsaldo = wederrechtelijk verkregen voordeel.
Blijkens het arrest van dit hof in de strafzaak d.d. 19 oktober 2011 heeft veroordeelde zich in de periode van 1 januari 2005 tot en met 13 november 2006 schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen.
Gelet op de pleegperiode in de strafzaak en het aanvullende rapport Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel d.d. 6 april 2009 (rapportnummer 2009040614020101, zijnde een aanvulling op het eerder genoemde rapport d.d. 27 maart 2007) heeft onderhavige ontnemingsvordering betrekking op de volgende periode:
1 januari 2005 tot en met 31 mei 2006.
Uit voornoemd aanvullend rapport blijkt ten aanzien van genoemde periode het volgende.
Het begin saldo van de kas bedraagt:
Totaal: € 250,--
De legale contante ontvangsten bedragen:
Resterende bedrag Holland Casino € 4.604,74
Kasopnames € 4.650,--
Totaal: € 9.254,74
De werkelijke contante uitgaven bestaan uit:
Contante stortingen op bankrekeningen € 16.931,95
Aankoop personenauto, [AA-00-BB] € 13.000,--
Contante uitgaven op basis van facturen/bonnen/
Onderzoek € 23.872,86
Uitgaven levensonderhoud € 7.089,--
Totaal: € 60.893,81
Het wederrechtelijk verkregen voordeel bedraagt:
Totaal: € 51.389,07
Het hof leidt uit al het voorgaande af dat het wederrechtelijk verkregen voordeel als volgt is berekend: € 250,-- (begin saldo kas) + € 9.254,74 (legale contante ontvangsten) - € 60.893,81 (werkelijk gedane uitgaven) - € 0,- (werkelijk eindsaldo) = - € 51.389,07.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat het wederrechtelijk verkregen voordeel in het hierboven aangehaalde rapport op juiste wijze is berekend.
Verweren raadsman
Ter terechtzitting van het hof heeft de raadsman namens veroordeelde aangevoerd dat voornoemd bedrag gematigd dient te worden, nu er sprake is van schending van de redelijke termijn, veroordeelde vanaf het moment van aanhouding een coöperatieve houding heeft gehad en de uitgaven gedekt worden door de gokwinsten van veroordeelde.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof ziet geen aanleiding in de coöperatieve houding van veroordeelde om een matiging toe te passen, zoals door de raadsman is bepleit.
Ter terechtzitting van het hof heeft veroordeelde aangegeven dat hij het geld verdiende met gokken en dat dit in zijn algemeenheid ging om kleine bedragen. Veroordeelde verklaarde gokverslaafd te zijn geweest en een vrije levensstijl er op na te houden. Op basis van deze verklaring neemt het hof aan dat veroordeelde in de ten laste gelegde periode gegokt heeft en daarmee (naast de in het dossier vastgestelde) inkomsten gegenereerd heeft. Nu het volgens veroordeelde echter ging om kleine bedragen acht het hof - gelet op de hoogte van de uitgaven - het niet aannemelijk dat het gehele ontnemingsbedrag gedekt wordt door de gokwinsten.
Nu veroordeelde geen inzicht heeft gegeven in de hoogte van de gewonnen bedragen zal het hof de inkomsten van veroordeelde door middel van gokken schatten op een bedrag van € 200,-- per maand. Nu de ontnemingsperiode (1 januari 2005 tot 31 mei 2006) ongeveer 17 maanden beslaat, zal het hof het ontnemingsbedrag matigen met (17 x € 200,-- =) € 3.400,-.
Gelet op het voorgaande stelt het hof het bedrag waarop het wederrechtelijk voordeel wordt geschat vast op (€ 51.389,07 - € 3.400,- =) € 47.989,07.
Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel: € 47.989,07."
2.2.2.
De aanvulling op het verkorte arrest als bedoeld in art. 365a Sv houdt het volgende in:
"Bewijsmiddelen
Het hof ontleent de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel aan de navolgende bewijsmiddelen:
1. Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 1 februari 2007 (pagina 112-116 van procesverbaalnummer 2007020110350101; dossiernummer 2007022711550101), inhoudend - zakelijk weergegeven -
als verklaring van verdachte, afgelegd op 1 februari 2007:
Van 2005 tot 2006 heb ik een uitkering gehad. Ik heb geen werk en geen uitkering op dit moment. Ik heb een rekening bij de SNS Bank en de Postbank.
2. Een Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling ex artikel 36e, 2e lid Sr d.d. 27 maart 2007 (proces-verbaalnummer 2007032113320101; Bijlage 0 van dossiernummer 2007022711550101), inhoudend - zakelijk weergegeven -
5.2.1
Beginsaldo kas
Uit de beschikbare onderzoeksgegevens is achteraf niet meer te herleiden welk bedrag [betrokkene] op 1 januari 2005 contant voorhanden had. Als beginsaldo kas is daarom een stelpost opgenomen van € 250,--. Dit bedrag is mede afgeleid van het bedrag van € 175,-- dat de verdachte [betrokkene] bij zijn aanhouding op 1 februari 2007 op zak had.
3. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal d.d. 31 juli 2006 (pagina 38 van proces-verbaalnummer 2006073108000101; dossiernummer 2007022711550101), met als bijlage een schriftelijk stuk, te weten informatie van Holland Casino betreffende verdachte (pagina 44-46 van voornoemd proces-verbaalnummer en dossiernummer) inhoudend - zakelijk weergegeven -
3.1
als verklaring van verbalisant:
Op 28 juli 2006 ontving ik middels een e-mail van [betrokkene 1] van Holland Casino 3 pagina's informatie. Hieruit bleek dat [betrokkene] op 3 januari 2006 een bedrag van ruim € 24.000,-- had gewonnen bij het Holland Casino te Amsterdam en dat op zijn verzoek een bedrag van € 20.000,-- was overgeboekt naar bankrekening [001] bij de SNS Bank.
Als bijlage is bij dit proces-verbaal gevoegd:
- informatie m.b.t. [betrokkene] (3 pagina's)
3.2
informatie Holland Casino:
Tel. overboeking voor (-) van € 20.000,-- op reknr. [001] van de SNS-bank te Almere. Totaal Jackpot van € 24.604,74 op m/c 082 Rad van Avontuur. Volledige bedrag is speelwinst. Gast heeft € 4.604,74 cash meegenomen.
4. Een schriftelijk stuk, te weten een ongedateerde kennisgeving van inbeslagneming (pagina 83 van dossiernummer 2007022711550101), met daaraan gehecht een beslaglijst (pagina 84-87 van voornoemd dossier), inhoudend - onder meer -:
Naam en adres van degene onder wie inbeslaggenomen is:
[betrokkene]
[a-straat 1]
[woonplaats]
Omschrijving van de inbeslaggenomen voorwerpen:
Zoeking o.l.v. rechter-commissaris Mevr. mr. A. van Holten.
Inbeslaggenomen voorwerpen conform bijgevoegde lijst
(...)
Beslaglijst
PAND:
Adres: [a-straat 1]
Datum: 14 november 2006
Nummer Vindplaats Soort goed
1-3-1 Op televisie in woonkamer Diverse papieren
1-5-1 Bijzettafeltje naast bank Diverse in woonkamer kassabonnen
II-3-1 Slaapkamer boven in Contant geld
Kledingkast 38 coupures van 50 euro en 6 coupures van 100 euro
II-3-2 Slaapkamer boven uit groen Diverse papiere tasje op strijkplank
III-1-2 Zolder Diverse papieren
III-1-5 Zolder Diverse facturen
IV-1 -1 Schuurtje achter huis Diverse kassabonnetjes
VI-2-1 Trapkast beneden Diverse papieren
VI-2-2 Trapkast beneden Diverse papieren
5. Een achttal schriftelijk stukken, te weten bankafschriften van respectievelijk de SNS Bank van rekeningnummer [001] ten name van verdachte en de Postbank van rekeningnummer [002] ten name van verdachte (pagina 252, 300, 301, 304, 308, 318, 321 en 393 van dossiernummer 2007022711550101), inhoudend - onder meer -:
Verdachte heeft op onderstaande data de hieronder genoemde bedragen van zijn rekening opgenomen, te weten:
6 juni 2005 € 250,--
5 januari 2006 € 2.500,--
6 januari 2006 € 200,--
9 januari 2006 € 50,--
27 januari 2006 € 250,--
10 februari 2006 € 150,--
27 maart 2006 € 1.000,--
12 april 2006 € 250,--
Het hof leidt hieruit af dat verdachte in de hierboven genoemde periode in totaal een bedrag van € 4.650,-- van zijn rekening heeft opgenomen.
6. Een achtentwintigtal schriftelijk stukken, te weten bankafschriften van respectievelijk de SNS Bank van rekeningnummer [001] ten name van verdachte en de Postbank van rekeningnummer [002] ten name van verdachte (pagina 225, 226, 230, 234, 236, 245, 258,263, 266, 272,274, 278, 282, 294, 302,308,315, 319, 327, 377, 380, 381, 383, 384, 385, 387, 388 en 394 van dossiernummer 2007022711550101), inhoudend - onder meer -:
Verdachte heeft op onderstaande data stortingen per kas, dan wel stortingen op eigen rekening gedaan van hieronder genoemde bedragen:
31 januari 2005 € 400,--
7 februari 2005 - 500,--
15 februari 2005 - 150,--
15 maart 2005 - 240,--
31 maart 2005 - 250,--
16 april 2005 - 200,--
19 april 2005 - 60,--
10 mei 2005 - 250,--
17 mei 2005 - 500,--
22 juni 2005 - 300,-
1 juli 2005 - 1.250,--
11 juli 2005 - 160,--
15 juli 2005 - 120,--
2 augustus 2005 - 1.300,--
16 augustus 2005 - 210,--
29 augustus 2005 - 230,90
13 september 2005 - 300,--
15 september 2005 - 120,--
26 september 2005 - 862,85
5 oktober 2005 - 4.050,--
5 oktober 2005 - 50,--
26 oktober 2005 - 276,45
22 december 2005 - 333,41
20 januari 2006 - 212,40
23 januari 2006 - 200,--
14 februari 2006 - 844,26
15 februari 2006 - 200,--
15 maart 2006 - 1.000,--
29 maart 2006 - 1.792,74
11 mei 2006 - 568,94
Het hof leidt hieruit af dat verdachte in de hierboven genoemde periode in totaal een bedrag van € 16.931,95 op eigen rekening heeft gestort.
7. Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 juli 2006 (pagina 47 van proces-verbaalnummer 2006032210580101; dossiernummer 2007022711550101), inhoudend - zakelijk weergegeven - als verklaring van verbalisanten:
Op 31 juli 2006 hoorden wij een persoon, die desgevraagd opgaf te zijn: [betrokkene 2] en die, nadat wij hem ter zake dienende hadden ingelicht als volgt verklaarde:
"Ik ben als verkoper werkzaam bij [A] te Almere-Stad. Op uw verzoek heb ik de koopovereenkomst van de door u bedoelde verkoop opgezocht. Uit de stukken maak ik op dat de koop op 4 januari 2006 is gesloten. Ik kan mij nog herinneren dat de klant, genaamd [betrokkene], in de showroom kwam.
Uiteindelijk verkocht ik hem een Volkswagen Golf gekentekend [AA-00-BB] voor een bedrag van € 13.000,--. Op de dag van het sluiten van de koop deed de man een contante aanbetaling van € 11.000,-- en op 12 januari 2006 heeft hij contant de resterende € 2.000,-- betaald."
8. Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 1 februari 2007 (pagina 112-116 van procesverbaalnummer 2007020110350101; dossiernummer 2007022711550101), inhoudend - zakelijk weergegeven - als verklaring van verdachte, afgelegd op 1 februari 2007:
U confronteert mij met de aankoop van een personenauto, merk Volkswagen type Golf, gekentekend [AA-00-BB] en het feit dat ik deze contant heb betaald. Dc heb ongeveer € 12.000,-- à € 13.000,-- betaald voor de auto. Dit heb ik contant betaald.
9. Een tweeëntwintigtal schriftelijk stukken, te weten facturen en kassabonnen (pagina 403-439 van dossiernummer 2007022711550101), waaruit - onder meer - blijkt:
Verdachte heeft in de periode 9 september 2005 tot en met 26 mei 2006 facturen en kassabonnen betaald tot een bedrag van € 11.843,90.
Verdachte heeft in de periode 9 juni 2006 tot en met 9 november 2006 facturen en kassabonnen betaald tot een bedrag van € 9.206,79.
Het hof leidt hieruit af dat verdachte in een periode van 14 maanden in totaal € 21.050,89 aan facturen en bonnen heeft betaald. Nu de onderzoeksperiode een periode is van ruim 22 maanden wordt dit bedrag vermenigvuldigd met 22/14, hetgeen € 33.079,97 oplevert. Onderhavige ontneming betreft enkel de periode van 9 september 2005 tot 26 mei 2006 waardoor van € 33.079,97 het bedrag van € 9.206,79 afgetrokken dient te worden, hetgeen € 23.872,86 oplevert.
10. Een tweetal schriftelijk stukken, te weten een toelichting NIBUD minimum voorbeeldbegroting 2007 en een Minimum Voorbeeldbegroting januari 2007 (pagina 203a en 203b van dossiernummer 2007022711550101), waaruit - onder meer - blijkt:
Vaste lasten:
Heffingen *
Contributies, lidmaatschappen en
Abonnementen *
Vervoerskosten (abonnementen etc.) *
Reserveringsuitgaven:
Kleding € 46,--
Inventaris, onderhoud huis, tuin - 83,--
Vrijetijdsuitgaven *
Uitgaan *
Vakantie en weekenden *
Huishoudgeld:
Voeding - 159,--
Roken *
Was- en schoonmaakartikelen - 8,--
Persoonlijke verzorging - 19,--
Huishoudelijke hulp e.d. *
Huisdieren *
Diversen (postzegels, bloemen) - 18,--
Geschenken, donaties *
Zakgeld *
Voor de met * gemerkte posten o.a. - 84,--
Totaal € 417,--
Uit het voorgaande leidt het hof af dat per maand een bedrag van € 417,-- aan levensonderhoud uitgegeven wordt en dat, nu onderhavige ontneming een periode van 17 maanden behelst, verdachte in totaal (17 x €4/7,--) € 7.089,-- aan levensonderhoud heeft uitgegeven.
De hierboven weergegeven inhoud van de bewijsmiddelen levert op de redengevende feiten en omstandigheden, op grond waarvan het hof het wederrechtelijk verkregen voordeel heeft geschat, zoals in het arrest is vermeld."
2.3.
In de met deze ontnemingsprocedure verband houdende strafzaak is bewezenverklaard dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan - kort gezegd - (medeplegen van) gewoontewitwassen.
2.4.
In de hiervoor onder 2.2 weergegeven bewijsvoering heeft het Hof als zijn oordeel tot uitdrukking gebracht dat het begaan van dit gewoontewitwassen heeft geleid tot wederrechtelijk verkrijgen van voordeel door de betrokkene. Het oordeel van het Hof dat de hiervoor onder 2.2.1 genoemde bedragen van in totaal € 16.931,95 aan contante stortingen op de bankrekeningen van de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel vormden, is zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk. Voor zover het middel hierover klaagt, is het terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het middel voor het overige geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren W.F. Groos en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
4 februari 2014.