ECLI:NL:HR:2014:239

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 februari 2014
Publicatiedatum
5 februari 2014
Zaaknummer
12/03020
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafoplegging en kwalificatie van feiten in cassatie

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarbij de verdachte is veroordeeld voor wederspannigheid en overtreding van de Algemene Plaatselijke Verordening. De Hoge Raad heeft op 4 februari 2014 uitspraak gedaan in deze zaak, met zaaknummer 12/03020. De verdachte, geboren in 1991, was op 21 november 2010 in Hendrik-Ido-Ambacht betrokken bij een incident waarbij hij zich met geweld verzette tegen politieambtenaren die hem op heterdaad aanhielden. Het Hof had de verdachte een werkstraf van 60 uren opgelegd, maar de Hoge Raad oordeelt dat het Hof voor de bewezen feiten, op basis van artikel 62 van het Wetboek van Strafrecht, twee afzonderlijke straffen had moeten opleggen in plaats van één. De Hoge Raad leest de uitspraak van het Hof verbeterd, waardoor de opgelegde straffen worden aangepast naar veertig uren werkstraf voor het eerste feit en twintig uren werkstraf voor het tweede feit, met de bijbehorende vervangende hechtenis. De overige middelen van cassatie worden verworpen, omdat deze niet leiden tot cassatie. De uitspraak van de Hoge Raad is definitief en verwerpt het beroep van de verdachte.

Uitspraak

4 februari 2014
Strafkamer
nr. 12/03020
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 6 juni 2012, nummer 22/004129-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.S. Nan, advocaat te Dordrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad verstaat dat het Hof de verdachte ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een werkstraf van veertig uren, subsidiair twintig dagen hechtenis, heeft opgelegd en ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde een werkstraf van twintig uren, subsidiair tien dagen hechtenis, met verwerping van het beroep voor het overige.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het derde middel

2.1.
Het middel klaagt over de strafoplegging.
2.2.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"1. hij op 21 november 2010 te Hendrik-Ido-Ambacht toen de aldaar dienstdoende politieambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en [verbalisant 3] verdachte op verdenking van het gepleegd hebben van één op heterdaad ontdekt strafbaar feit, hadden aangehouden, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening hun bediening, door opzettelijk gewelddadig zich (met kracht) los te rukken en te trekken en tegen het lichaam van [verbalisant 3] te schoppen/te trappen teneinde weg te (kunnen) rennen en/of te ontkomen.
3. hij op 21 november 2010 in de gemeente (de Hoge Raad leest:) Hendrik-Ido-Ambacht op de Reeweg, terwijl hij aanwezig was bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis, niet heeft voldaan aan de verplichting om zich op daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie in de door hem aangewezen richting te verwijderen."
2.3.
Het Hof heeft het onder 1 bewezenverklaarde gekwalificeerd als "wederspannigheid" en het onder 3 bewezenverklaarde als "overtreding van artikel 2:1, tweede lid van de Algemene Plaatselijke Verordening 2010".
2.4.
Het dictum van het bestreden arrest houdt onder meer in:
"Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door hechtenis."
2.5.
Op de gronden vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 5.2 heeft het Hof het onder 1 en 3 bewezenverklaarde terecht gekwalificeerd als hiervoor weergegeven, doch had het Hof ingevolge art. 62 Sr voor deze feiten twee afzonderlijke straffen moeten opleggen, in plaats van één.
2.6.
De Hoge Raad leest de bestreden uitspraak verbeterd in die zin dat het Hof de verdachte ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde heeft veroordeeld tot veertig uren werkstraf, subsidiair twintig dagen hechtenis, en ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde tot twintig uren werkstraf, subsidiair tien dagen hechtenis. Daardoor komt aan het middel de feitelijke grondslag te ontvallen zodat het niet tot cassatie kan leiden.

3.Beoordeling van de overige middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
4 februari 2014.