Uitspraak
beiden wonende te [woonplaats],
beiden wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
7 februari 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 februari 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de vaststelling van de erfgrens van percelen. De eisers, [eiser 1] en [eiseres 2], hebben beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Amsterdam, dat op 15 mei 2012 was gewezen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Haarlem en het arrest van het hof, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak. De eisers hebben hun standpunt toegelicht door hun advocaat, mr. M.A.M. Wagemakers, terwijl de verweerders, [verweerder 1] en [verweerster 2], werden bijgestaan door mr. J.F. de Groot en mr. D.J. de Jongh.
De Hoge Raad heeft de klachten van de eisers in hun cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de eerdere uitspraak van het hof bevestigt en het cassatieberoep verwerpt.
In de beslissing heeft de Hoge Raad ook de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van de verweerders begroot op € 373,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak is openbaar gedaan door vice-president E.J. Numann, waarbij de raadsheren C.A. Streefkerk, M.V. Polak en T.H. Tanja-van den Broek betrokken waren.