ECLI:NL:HR:2014:253

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 februari 2014
Publicatiedatum
6 februari 2014
Zaaknummer
12/04089
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over erfgrensbepaling en bewijslastverdeling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 februari 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de vaststelling van de erfgrens van percelen. De eisers, [eiser 1] en [eiseres 2], hebben beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Amsterdam, dat op 15 mei 2012 was gewezen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Haarlem en het arrest van het hof, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak. De eisers hebben hun standpunt toegelicht door hun advocaat, mr. M.A.M. Wagemakers, terwijl de verweerders, [verweerder 1] en [verweerster 2], werden bijgestaan door mr. J.F. de Groot en mr. D.J. de Jongh.

De Hoge Raad heeft de klachten van de eisers in hun cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de eerdere uitspraak van het hof bevestigt en het cassatieberoep verwerpt.

In de beslissing heeft de Hoge Raad ook de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van de verweerders begroot op € 373,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak is openbaar gedaan door vice-president E.J. Numann, waarbij de raadsheren C.A. Streefkerk, M.V. Polak en T.H. Tanja-van den Broek betrokken waren.

Uitspraak

7 februari 2014
Eerste Kamer
nr. 12/04089
EV/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [eiser 1],
2. [eiseres 2],
beiden wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. M.A.M. Wagemakers,
t e g e n
1. [verweerder 1],
2. [verweerster 2],
beiden wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. J.F. de Groot.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en [verweerder] c.s.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 164762/HA ZA 09-1809 van de rechtbank Haarlem van 3 maart 2010 en 29 december 2010;
b. het arrest in de zaak 200.086.457/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 15 mei 2012.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[verweerder] c.s. hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, en voor [verweerder] c.s. mede door mr. D.J. de Jongh, advocaat te Amsterdam.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] c.s. heeft bij brief van 17 december 2013 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] c.s. begroot op € 373,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, M.V. Polak en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president E.J. Numann op
7 februari 2014.