ECLI:NL:HR:2014:2575

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 september 2014
Publicatiedatum
2 september 2014
Zaaknummer
14/03140
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • J.P. Balkema
  • J.W. Ilsink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van ontnemingsuitspraak door de Hoge Raad

Op 2 september 2014 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een zaak betreffende een aanvraag tot herziening van een ontnemingsuitspraak. De aanvraag was gericht tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 1 februari 2011, waarin de aanvrager de verplichting was opgelegd om een bedrag van € 278.276,- aan de Staat te voldoen ter zake van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De aanvraag tot herziening werd ingediend door mr. W.H. Boomstra, advocaat te Amsterdam, namens de aanvrager.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de oplegging van een ontnemingsmaatregel niet kan worden aangemerkt als een uitspraak houdende een veroordeling in de zin van artikel 457, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor kon de aanvraag tot herziening niet worden ontvangen, zoals bepaald in artikel 465, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

De Hoge Raad heeft de aanvraag tot herziening dan ook niet-ontvankelijk verklaard. Dit arrest is gewezen door vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, samen met de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. De griffier S.P. Bakker was aanwezig bij de uitspraak. Het arrest is niet ondertekend door de raadsheren Balkema en Ilsink, omdat zij buiten staat waren om dit te doen.

Uitspraak

2 september 2014
Strafkamer
nr. 14/03140 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegane uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 1 februari 2011, nummer 23/002787-09, ingediend door mr. W.H. Boomstra, advocaat te Amsterdam, namens:
[aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1953.

1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd

Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 8 mei 2009 - de aanvrager de verplichting opgelegd om ter zake van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel aan de Staat te voldoen een bedrag van € 278.276,-.

2.De aanvraag tot herziening

De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

3.Beoordeling van de aanvraag

De aanvraag zal niet tot herziening kunnen leiden, reeds omdat de oplegging van een ontnemingsmaatregel niet is een uitspraak houdende een veroordeling in de zin van art. 457, eerste lid, Sv. De aanvraag kan daarom - gelet op art. 465, eerste lid, Sv - niet worden ontvangen.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de aanvraag tot herziening niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
2 september 2014.
Mrs. Balkema en Ilsink zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.