Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de middelen
4.Beslissing
7 februari 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 februari 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een echtscheiding en alimentatie. De man, verzoeker tot cassatie, had beroep ingesteld tegen de beschikking van het gerechtshof Den Haag van 10 april 2013, waarin de alimentatie voor de kinderen was vastgesteld op € 165,-- per maand per kind. De man had eerder geen verweer gevoerd tegen de echtscheiding en de rechtbank had bepaald dat hij € 400,-- per maand per kind aan kinderalimentatie moest betalen. In hoger beroep verzocht de man om de kinderalimentatie af te wijzen en om partneralimentatie van de vrouw. Het hof had de beschikking van de rechtbank vernietigd, maar de man stelde dat het hof onvoldoende inzicht had gegeven in zijn financiële positie, wat leidde tot onbegrijpelijke overwegingen in de beschikking. De Hoge Raad oordeelde dat de motiveringsklachten van de man gegrond waren, omdat de overwegingen van het hof niet voldeden aan de eisen van inzichtelijkheid en controleerbaarheid. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van het hof en verwees de zaak naar het gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling en beslissing.