Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de ontvankelijkheid
4.Beslissing
5 september 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 september 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. De eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J. van Weerden, had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 7 januari 2014. De verweerster, die onder de naam [A] handelt, is niet verschenen in de procedure. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling gekeken naar de ontvankelijkheid van het cassatieberoep. De Procureur-Generaal heeft geconcludeerd dat de eiseres niet-ontvankelijk verklaard moet worden, omdat zij klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft deze conclusie overgenomen en geoordeeld dat de klachten van de eiseres geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. De Hoge Raad heeft vervolgens het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard en de eiseres veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerster op nihil zijn begroot. Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.E. Drion en T.H. Tanja-van den Broek, en openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.