ECLI:NL:HR:2014:2706

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 september 2014
Publicatiedatum
18 september 2014
Zaaknummer
14/01100
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over ambtelijk verzuim bij belastingaangifte en navorderingsaanslagen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 september 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de aan belanghebbende opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2006 en 2007, alsook een boetebeschikking voor het jaar 2007 en een aanslag voor het jaar 2008. De belanghebbende had in zijn aangifte voor de inkomstenbelasting voor het jaar 2005 aftrekposten opgevoerd, maar had geen antwoord gegeven op vragen van de Inspecteur om toelichting en bewijs met betrekking tot die posten te verstrekken. De Inspecteur had vervolgens de aanslag voor het latere jaar vastgesteld in overeenstemming met die aangifte.

De Hoge Raad oordeelde dat het niet beantwoorden van vragen door de belastingplichtige op zichzelf niet leidt tot een ambtelijk verzuim, mits de Inspecteur de aanslag voor het latere jaar vaststelt in overeenstemming met de aangifte. De klachten van de belanghebbende, die uitgingen van een andere rechtsopvatting, werden verworpen. De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verklaarde het beroep in cassatie ongegrond.

De uitspraak van het Gerechtshof Den Haag, waartegen het beroep in cassatie was ingesteld, is aan het arrest gehecht. Dit arrest is openbaar uitgesproken en de processtukken zijn eveneens aan het arrest gehecht, waaronder het beroepschrift in cassatie en het verweerschrift van de Staatssecretaris van Financiën.

Uitspraak

19 september 2014
nr. 14/01100
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 7 januari 2014, nrs. BK‑12/00827, 12/00848, 12/00849 en 12/00851, op het hoger beroep van belanghebbende en de Inspecteur tegen uitspraken van de Rechtbank te ’s-Gravenhage (nrs. AWB 11/8931, 11/8937, 11/8938 en 11/8939) betreffende de aan belanghebbende over de jaren 2006 en 2007 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, de daarbij voor het jaar 2007 gegeven boetebeschikking en de voor het jaar 2008 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van de klachten

2.1.
Het onderhavige geval kenmerkt zich daardoor dat belanghebbende in zijn aangifte voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2005 aftrekposten heeft opgevoerd, en dat hij geen antwoord heeft gegeven op vragen van de Inspecteur om een toelichting en bewijs met betrekking tot die posten te verstrekken.
2.2.
Een dergelijke gang van zaken brengt op zichzelf niet mee dat sprake is van een ambtelijk verzuim indien de belastingplichtige in zijn aangifte voor een later jaar soortgelijke aftrekposten heeft opgevoerd, en de inspecteur de aanslag voor dat latere jaar vaststelt in overeenstemming met die aangifte. De klachten, die uitgaan van een andere rechtsopvatting, falen daarom.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.W.C. Feteris als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 19 september 2014.