ECLI:NL:HR:2014:2710

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 september 2014
Publicatiedatum
18 september 2014
Zaaknummer
13/03685
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 september 2014 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Het beroep was gericht tegen de uitspraak van 20 juni 2013, nr. 12/00600, die op zijn beurt weer voortvloeide uit een uitspraak van de Rechtbank te Breda (nr. AWB 12/857). De kwestie betrof een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2005, die aan belanghebbende was opgelegd.

Belanghebbende heeft een aantal klachten ingediend tegen de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft vervolgens een conclusie van repliek ingediend, maar deze werd door de Hoge Raad niet in overweging genomen omdat deze na afloop van de gestelde termijn was ingediend.

De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie konden leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij werd opgemerkt dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Ten slotte heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten en het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Het arrest is gewezen door vice-president M.W.C. Feteris als voorzitter, samen met de raadsheren P.M.F. van Loon en J. Wortel, en is openbaar uitgesproken op 19 september 2014.

Uitspraak

19 september 2014
Nr. 13/03685
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof ’s-Hertogenboschvan 20 juni 2013, nr. 12/00600, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank te Breda (nr. AWB 12/857) betreffende de aan belanghebbende over het jaar 2005 opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. Nu deze conclusie bij de Hoge Raad na afloop van de daartoe gestelde termijn is ingediend, slaat de Hoge Raad op dit stuk geen acht.

2.Beoordeling van de klachten

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.W.C. Feteris als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 19 september 2014.