ECLI:NL:HR:2014:2718

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 september 2014
Publicatiedatum
18 september 2014
Zaaknummer
13/00732
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking in strafzaak en de uitleg van het Hof

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarbij de verdachte een wrakingsverzoek heeft ingediend. De verdachte, geboren in 1973, heeft zijn onvrede geuit over de handelwijze van politie en justitie, en heeft mensenrechtenschendingen aangekaart. Het Hof heeft het betoog van de verdachte echter niet opgevat als een wrakingsverzoek, maar als een aankondiging dat hij, indien niet aan bepaalde voorwaarden zou worden voldaan, een wrakingsverzoek zou indienen. De Hoge Raad oordeelt dat deze uitleg niet onbegrijpelijk is en dat het Hof niet verplicht was om verder in te gaan op deze aankondiging. De Hoge Raad heeft de middelen van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De beslissing van het Hof wordt bevestigd, en het beroep wordt verworpen. De uitspraak is gedaan op 16 september 2014 door de Hoge Raad der Nederlanden, met de vice-president als voorzitter en twee raadsheren.

Uitspraak

16 september 2014
Strafkamer
nr. 13/00732
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 1 februari 2013, nummer 21/000651-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte althans op onbegrijpelijke of ontoereikende gronden het voorwaardelijk gedane wrakingsverzoek van de verdachte buiten beschouwing heeft gelaten.
2.2.1.
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 18 januari 2013 heeft de verdachte aldaar het woord gevoerd overeenkomstig de aan het proces-verbaal gehechte pleitnota. De pleitnota houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
"Ik wijs met klem op de taken van de overheid i.c.m. de rechten van de burger. En ook u behoort, net zoals de advocaat-generaal en de Hoge Raad der Nederlanden, tot de Staat der Nederlanden. U bent nu alweer vele maanden geleden in kennis gesteld van ernstige mensenrechtenschendingen en heeft de plicht om de onderste steen boven te krijgen en de mensenrechten te eerbiedigen. Tot op heden koos u er voor - net zoals de advocaat-generaal - om geen enkele actie te ondernemen. Doet u dat niet en/of niet tijdig, schendt u de mensenrechten en uw professionele verantwoordelijkheid. De Hoge Raad had in 2009 meteen actie moeten ondernemen nadat ze kennis hadden genomen van de door het Hof verboden pleitnota en de onderliggende stukken. In plaats daarvan laat men vele jaren verlopen. Ik eis dan ook een grondig onderzoek naar de leden van de Hoge Raad, nu zij persoonlijk de mensenrechten geschonden hebben. Dat geldt ook voor de leden van uw Hof en de advocaat-generaal, nu u geen enkele activiteit wenst te vertonen tot op heden. Wenst u niet te voldoen aan uw wettelijke verplichtingen, ben ik genoodzaakt om uw Hof te wraken wegens mensenrechtenschendingen. Ik verzoek u dan ook om de zitting na mijn pleidooi te schorsen, waarna u zich kunt beraden over wat u gaat doen. Meteen nadat u uw visie ter zitting heeft geuit, zal een volgende schorsing dan wel wraking volgen, afhankelijk van uw reactie. Schorsen om de onderste steen boven te krijgen, wraken bij mensenrechtenschending.
(...)
Ik stel me dan ook op het standpunt dat de Staat der Nederlanden aan haar verplichtingen zoals genoemd in het EVRM en de jurisprudentie van het EHRM moet voldoen. De strafzaak tegen ondergetekende zal - nu er nimmer sprake is geweest van een eerlijk proces - volledig heropend moeten worden en moeten leiden tot een niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. De mensenrechtenschendingen dienen grondig onderzocht te worden, daders vervolgd en bestraft. Alle schade die ondergetekende geleden heeft, lijdt en gaat lijden, dient volledig gecompenseerd te worden. Tot op heden wensen de autoriteiten de mensenrechten alleen maar meer te schenden, wat wederom een aantasting vormt van het recht op een eerlijk proces (artikel 6 EVRM). Ik stel mij op het standpunt dat de schendingen van de artikelen 1 t/m 6, 8,10,13,14 en 17 EVRM - al dan niet in combinatie met de overige schendingen welke ik in deze pleitnota en die van 2009 incl. alle bijlagen aanvoer - moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, nu door het verzuim geen sprake kan zijn van een behandeling van de zaak die aan de beginselen van een behoorlijke procesorde voldoet. Er is sprake van een ernstige schending van beginselen van een goede procesorde waarbij doelbewust of met grove veronachtzaming van mijn belangen wordt tekort gedaan aan mijn recht op een behoorlijke behandeling van de zaak en mijn positie als slachtoffer van de meest ernstige en structurele mensenrechtenschendingen, zeker nu ook uw Hof en de Hoge Raad der Nederlanden enkel en alleen passiviteit tonen waar de positieve verplichtingen juist activiteit vereisen. Indien u geen activiteit wenst te vertonen, schendt u de mensenrechten en dient dat tot wraking te leiden. Indien u van mening bent dat er geen sprake is van een wrakingsreden dan wel niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, verzoek ik de wrakingskamer/het Hof dit gemotiveerd weer te geven in de uitspraak. Ik verzoek dan om gemotiveerd aan te geven of en waarom de schendingen al dan niet in aanmerking komen voor bewijsuitsluiting, strafuitsluiting dan wel strafvermindering: er is immers sprake van daadwerkelijk nadeel voor mij, welk nadeel is veroorzaakt door het verzuim, het nadeel is geschikt voor compensatie door middel van strafuitsluiting dan wel strafvermindering en deze strafuitsluiting dan wel strafvermindering is ook in het licht van het belang van het geschonden voorschrift en de ernst van het verzuim gerechtvaardigd. Ik verzoek de wrakingskamer/het Hof om gemotiveerd aan te geven wat de gevolgen zijn van deze schendingen van artikel 6 EVRM voor de uitspraken. Ik wijs u op de motiveringsverplichting welke de wetgever heeft bepaald in de artikelen 358, 359 en 359a Sv (opsomming niet limitatief)."
2.2.2.
Voorts houdt het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 18 januari 2013 onder meer het volgende in:
"De verdachte en de raadsman voeren het woord tot verdediging, overeenkomstig hun pleitnota's, welke aan het hof zijn overgelegd en aan dit proces-verbaal zijn gehecht.
(...)
De voorzitter schorst het onderzoek voor het houden van beraad.
Na terugkomst verklaart de voorzitter het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van het gerechtshof de tussen- of einduitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 1 februari 2013 te 14:00 uur."
2.2.3.
Het Hof heeft in het bestreden arrest onder meer het volgende overwogen:
"Verweren aan de zijde van de verdediging
(...)
Slotoverweging
Verdachte heeft zijn pleidooi op schrift gesteld. In de uitvoerige pleitnota van verdachte heeft hij zijn ongenoegen geuit over de handelwijze van politie en justitie en de mensenrechtenschendingen, die zouden hebben plaatsgevonden. Het hof heeft kennis genomen van de door verdachte ingediende pleitnota en heeft vorenstaande verweren hieruit gedestilleerd. Andere dan de hiervoor besproken, de strafoplegging mogelijkerwijs rakende verweren, uitdrukkelijk onderbouwde standpunten of verzoeken heeft het hof daarin niet herkend."
2.3.
Het Hof heeft het onder 2.2.1 weergegeven betoog van de verdachte kennelijk niet opgevat als een wrakingsverzoek, maar als een aankondiging van de verdachte dat hij, indien niet aan bepaalde voorwaarden zou worden voldaan, een wrakingsverzoek zou doen. Die uitleg is niet onbegrijpelijk. Het Hof was niet gehouden nader in te gaan op die aankondiging.
2.4.
Het middel faalt.

3.Beoordeling van de overige middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
16 september 2014.