2.5.De volgende artikelen zijn van belang.
- Art. 15g (oud) Sr luidt:
"1. Voorwaardelijke invrijheidstelling kan worden herroepen indien de veroordeelde een daaraan verbonden voorwaarde niet heeft nageleefd.
2. De voorwaardelijke invrijheidstelling kan geheel of gedeeltelijk worden herroepen. Indien de voorwaardelijke invrijheidstelling gedeeltelijk is herroepen, wordt de veroordeelde, nadat hij het alsnog ten uitvoer te leggen gedeelte van de vrijheidsstraf heeft ondergaan, opnieuw voorwaardelijk in vrijheid gesteld."
- Art. 15i, tweede en derde lid, (oud) Sr luidt:
"2. Indien het openbaar ministerie van oordeel is dat de veroordeelde een voorwaarde niet heeft nageleefd en herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling geboden is, dient het onverwijld een daartoe strekkende schriftelijke vordering in bij de rechtbank. De vordering bevat de grond waarop zij berust.
3. Tot kennisneming van de vordering is bevoegd de rechtbank die in eerste aanleg heeft kennisgenomen van het strafbare feit terzake waarvan de straf die ten uitvoer wordt gelegd, is opgelegd. Indien de veroordeelde wordt vervolgd wegens een strafbaar feit begaan voor het einde van de proeftijd en de vordering strekt tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling in verband met dat strafbare feit is bevoegd de rechtbank die bevoegd is tot kennisneming van het strafbare feit. De vordering wordt ingediend door het openbaar ministerie dat is belast met de vervolging van het strafbare feit en kan bij gelegenheid van een veroordeling terzake van dat strafbare feit worden toegewezen."
- Art. 15j, derde en vierde lid, Sr luidt:
"3. De beslissing van de rechtbank omtrent de vordering is met redenen omkleed en wordt in het openbaar uitgesproken. Het openbaar ministerie stelt de veroordeelde onverwijld in kennis van de beslissing van de rechtbank.
4. Tegen de beslissing van de rechtbank over de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling staat, voor zover zij geen deel uitmaakt van uitspraken terzake van andere strafbare feiten, geen rechtsmiddel open. De rechter die in hoger beroep of beroep in cassatie kennisneemt van een vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling, heeft gelijke bevoegdheid als in het eerste lid en in artikel 15h, achtste lid, aan de rechtbank is toegekend."
- Art. 361a Sv luidt:
"Heeft de officier van justitie tevens een vordering ingediend tot het gelasten van gehele of gedeeltelijke tenuitvoerlegging van een met toepassing van artikel 14a van het Wetboek van Strafrecht opgelegde straf of een vordering als bedoeld in artikel 15i, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, dan beraadslaagt de rechtbank mede over haar bevoegdheid om over de vordering te oordelen, over de ontvankelijkheid van de officier van justitie en over de gegrondheid van de vordering. Het vonnis houdt alsdan, tenzij onbevoegdheid van de rechtbank om over de vordering te oordelen of niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie wordt uitgesproken, ook de beslissing van de rechtbank over de vordering in."
2.6.1.Ingevolge art. 15i, derde lid, (oud) Sr is, indien de veroordeelde wordt vervolgd wegens een strafbaar feit begaan voor het einde van de proeftijd en de vordering strekt tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling in verband met dat strafbare feit, tot behandeling van de vordering bevoegd de rechtbank die bevoegd is tot kennisneming van het strafbare feit en kan die vordering bij gelegenheid van een veroordeling ter zake van dat strafbare feit worden toegewezen.
Ingevolge art. 361a Sv, maakt de beslissing omtrent de gegrondheid van die vordering deel uit van de in de strafzaak gegeven uitspraak. In geval van overtreding van de algemene voorwaarde voorziet de wet dus in een gevoegde behandeling van de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling en de (nieuwe) strafzaak.
2.6.2.Uit de tekst van art. 15i, derde lid, (oud) Sr moet worden afgeleid dat de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling op grond van niet-naleving van een bijzondere voorwaarde uitsluitend kan worden ingediend bij de rechtbank die in eerste aanleg heeft kennisgenomen van het strafbare feit ter zake waarvan de straf die ten uitvoer wordt gelegd, is opgelegd. De wet voorziet niet in de mogelijkheid dat de behandeling van een vordering die gegrond is op niet-naleving van een bijzondere voorwaarde, wordt gevoegd met de behandeling van een nieuwe strafzaak. Op een zodanige vordering dient derhalve een afzonderlijke beslissing te worden gegeven.
2.6.3.Ingevolge art. 15j, vierde lid, Sr zijn beslissingen tot herroeping van een voorwaardelijke invrijheidstelling, voor zover die beslissingen niet deel uitmaken van uitspraken ter zake van andere strafbare feiten, niet aan enig rechtsmiddel onderworpen.