Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
11 februari 2014.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 11 mei 2012 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1992. De verdachte is beschuldigd van diefstal in vereniging, gepleegd op 24 en 25 februari 2011 te Voorschoten. De verdachte zou samen met anderen drie laptops, een kluis, een projector/beamer en een geldbedrag van ongeveer 1300 euro hebben weggenomen uit een kantoor/pand. De toegang tot het pand werd verkregen door een raam open te breken.
De advocaat van de verdachte, mr. A.A.G. Balkenende, heeft een middel van cassatie voorgesteld, waarin wordt geklaagd dat de bewezenverklaarde diefstal in vereniging niet uit de gebezigde bewijsvoering kan volgen. De Advocaat-Generaal, G. Knigge, heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot een beslissing op basis van artikel 440 van het Wetboek van Strafvordering.
De Hoge Raad heeft de bewijsvoering beoordeeld en vastgesteld dat uit de door het Hof gebezigde bewijsvoering niet zonder meer kan volgen dat de verdachte zo bewust en nauw met anderen heeft samengewerkt dat hij als mededader kan worden aangemerkt. Het middel slaagt in zoverre, wat betekent dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven. De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof Den Haag, zodat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw kan worden berecht en afgedaan.