ECLI:NL:HR:2014:2966

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 oktober 2014
Publicatiedatum
14 oktober 2014
Zaaknummer
12/05304
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over voortzetting van het onderzoek na wijziging van de tenlastelegging zonder toestemming van de verdachte of zijn raadsman

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, waarbij de verdachte in zijn verdediging is benadeeld door de voortzetting van het onderzoek zonder zijn toestemming. De Hoge Raad oordeelt dat de wet, specifiek artikel 314 van het Wetboek van Strafvordering, vereist dat de verdachte of zijn uitdrukkelijk gemachtigde raadsman toestemming moet geven voor de voortzetting van het onderzoek na wijziging van de tenlastelegging. De raadsvrouwe van de verdachte had geen toestemming gegeven en had om aanhouding van de zaak verzocht. Het Hof had de vordering tot wijziging van de tenlastelegging toegewezen en het onderzoek aanstonds voortgezet, wat volgens de Hoge Raad onjuist was. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling. De uitspraak benadrukt het belang van de rechten van de verdachte in het strafproces, vooral in situaties waarin de tenlastelegging wordt gewijzigd.

Uitspraak

14 oktober 2014
Strafkamer
nr. 12/05304
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 6 november 2012, nummer 21/002150-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. E.G.C. Groenendaal, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt dat het Hof na toewijzing van de vordering wijziging tenlastelegging het onderzoek in strijd met art. 314, tweede lid, Sv aanstonds zonder toestemming van de uitdrukkelijk gemachtigde raadsvrouwe heeft voortgezet.
2.2.1.
Ter terechtzitting van het Hof heeft de Advocaat-Generaal op de voet van art. 313 Sv gevorderd dat de tenlastelegging wordt gewijzigd in die zin dat deze zou komen te luiden:
"dat aan feit 1 na "dan wel een ontslagvergoeding," wordt toegevoegd "dan wel een werkeloosheidsuitkering,"
dat wordt toegevoegd als feit 2:
hij in of omstreeks de periode van 28 augustus 2011 tot en met 15 september 2011 te Arnhem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door geweld en/of bedreiging met geweld [betrokkene] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon, althans van enig goed, en tot het tenietdoen van een inschuld, te weten het accepteren van zijn ([betrokkene]'s) beëindiging dienstverband bij [A] en daarmee zijn rechten op salaris danwel een ontslagvergoeding dan wel een werkeloosheidsuitkering, welk geweld en/of bedreiging met geweld bestond(en) uit het, - creëren van een situatie waarbij [betrokkene] alleen stond tegenover een (numerieke) overmacht van drie, althans een of meerdere perso(on)n(en), en/of - dwingen van [betrokkene] tot het ondertekenen van een, of meerdere document(en), en/of - een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp), althans een hard voorwerp, op/tegen het gezicht en/of hoofd van [betrokkene] gedrukt/geduwd/gehouden, en/of - het (meermalen) [betrokkene] in/tegen het gezicht en/of tegen het hoofd slaan."
2.2.2.
Blijkens het proces-verbaal van de voormelde terechtzitting is namens de niet verschenen verdachte zijn uitdrukkelijk gemachtigde raadsvrouwe ter terechtzitting aanwezig. Het proces-verbaal houdt in dat de raadsvrouwe in reactie op de vordering van de Advocaat-Generaal het volgende heeft opgemerkt:
"Inhoudelijk heb ik geen bezwaar tegen de wijziging tenlastelegging. Mijn cliënt is niet aanwezig dus ik kan de wijziging niet met hem bespreken. Met een beroep op artikel 314 van het Wetboek van Strafvordering vraag ik om de zaak aan te houden."
2.3.
Het Hof heeft de vordering tot wijziging van de tenlastelegging toegewezen en aan de raadsvrouwe van de verdachte een door de griffier gewaarmerkt afschrift van de gewijzigde tenlastelegging ter hand gesteld. Het onderzoek is vervolgens aanstonds voortgezet. Het Hof heeft de beslissing tot toewijzing van de vordering wijziging tenlastelegging en tot voortzetting van het onderzoek als volgt gemotiveerd:
"Het hof wijst voorts de vordering tot wijziging van de tenlastelegging toe. Aan de raadsvrouw wordt een door de griffier gewaarmerkt afschrift van de gewijzigde tenlastelegging ter hand gesteld.
Het Hof vindt dat sprake is van een kleine wijziging, nu het hetzelfde feitencomplex betreft als de oorspronkelijke tenlastelegging, en is van oordeel dat de verdachte door het achterwege laten van kennisgeving van de wijziging redelijkerwijze niet in zijn verdediging wordt geschaad, temeer nu hij wordt vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw en zij kennis heeft genomen van de gewijzigde tenlastelegging.
Het onderzoek wordt aanstonds voortgezet."
2.4.
Bij de beoordeling van het middel is de volgende wettelijke bepaling van belang:
Art. 314 Sv, luidende:
"1. Indien de telastlegging overeenkomstig artikel 313 is gewijzigd, wordt aan de verdachte door de griffier een gewaarmerkt afschrift van de gewijzigde telastlegging op de terechtzitting verstrekt, tenzij de rechtbank oordeelt dat met de uitreiking van een door de griffier gewaarmerkt afschrift van de wijzigingen kan worden volstaan. Is tegen de verdachte verstek verleend, dan wordt het onderzoek op de gewijzigde telastlegging aanstonds voortgezet indien de verdachte door het achterwege laten van kennisgeving van de wijziging redelijkerwijze niet in zijn verdediging wordt geschaad. In het andere geval wordt de gewijzigde telastlegging hem zo spoedig mogelijk betekend. Indien de verdachte de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst, wordt hem in het laatstgenoemde geval tevens onverwijld een vertaling van de gewijzigde tenlastelegging verstrekt.
2. De rechtbank schorst het onderzoek zo nodig voor een bepaalde tijd; met toestemming van de verdachte of de raadsman die op grond van artikel 279, eerste lid, tot de verdediging is toegelaten, kan het onderzoek echter aanstonds of na een korte onderbreking worden voortgezet."
2.5.
Het middel stelt de vraag aan de orde of het de feitenrechter gelet op art. 314, tweede lid, Sv na wijziging van de tenlastelegging is toegestaan het onderzoek van de zaak zonder toestemming van de verdachte of diens uitdrukkelijk gemachtigd raadsman aanstonds voort te zetten op de in art. 314, eerste lid, tweede volzin, Sv genoemde grond.
2.6.
Gelet op de tekst van de wet moet worden aangenomen dat het eerste lid van art. 314 Sv slechts betrekking heeft op de behandeling van de zaak bij verstek, terwijl het tweede lid ziet op de behandeling van de zaak op tegenspraak, met het gevolg dat de in de tweede volzin van het eerste lid omschreven maatstaf voor de te nemen beslissing niet van toepassing is bij een op grond van het tweede lid te nemen beslissing. Een andersluidende uitleg van de betrokken artikelleden valt niet te verenigen met de in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 3.3, 3.4 en 3.6 genoemde wetsgeschiedenis. In het bijzonder valt daaruit af te leiden dat een voorstel tot wijziging van het tweede lid van art. 314 Sv, zodat het zou komen te luiden: "2. De rechtbank schorst het onderzoek, tenzij zij van oordeel is dat de verdachte door voortzetting van het onderzoek, redelijkerwijs niet in zijn verdediging kan worden geschaad", na een daartoe strekkend amendement van leden van de Tweede Kamer is ingetrokken. Bij de behandeling van een zaak op tegenspraak zal het onderzoek dus slechts aanstonds kunnen worden voortgezet indien de verdachte of zijn uitdrukkelijk gemachtigd raadsman daartoe toestemming heeft gegeven.
2.7.
In dit geval is sprake van een behandeling van de zaak op tegenspraak. De raadsvrouwe heeft geen toestemming als hiervoor bedoeld gegeven en om aanhouding van de zaak verzocht. Het oordeel van het Hof dat het onderzoek niettemin aanstonds kan worden voortgezet op de grond dat de verdachte door het achterwege laten van een kennisgeving van de wijziging redelijkerwijze niet in zijn verdediging wordt geschaad, is derhalve onjuist. De onder 2.5 geformuleerde vraag moet dan ook ontkennend worden beantwoord.
2.8.
Het middel is terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
14 oktober 2014.