ECLI:NL:HR:2014:2988

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 oktober 2014
Publicatiedatum
16 oktober 2014
Zaaknummer
13/02652
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid gemeente voor verkoop grond in strijd met toezegging en vertrouwensbeginsel

In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gekomen, hebben eisers [eiser 1] en [eiseres 2] cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De zaak betreft de aansprakelijkheid van de Gemeente Dordrecht voor een onrechtmatige overheidsdaad, specifiek de verkoop van grond die in strijd zou zijn met een eerdere toezegging. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Dordrecht en het arrest van het hof, waaruit blijkt dat de eisers menen dat de gemeente inbreuk heeft gemaakt op het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel. De eisers hebben belang bij een verklaring voor recht, wat hen in deze procedure heeft gebracht.

De Hoge Raad heeft de klachten van de eisers in het principale beroep beoordeeld. De klachten zijn door de Hoge Raad niet gegrond bevonden, en het beroep is verworpen. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden, en dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Hierdoor komt het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep van de Gemeente niet aan de orde.

In de beslissing heeft de Hoge Raad de eisers veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 3.018,34, bestaande uit verschotten en salaris voor de advocaat. Dit arrest is uitgesproken op 17 oktober 2014 door de raadsheren van de Hoge Raad, met E.J. Numann als vice-president die de uitspraak openbaar heeft gedaan.

Uitspraak

17 oktober 2014
Eerste Kamer
nr. 13/02652
LZ/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [eiser 1],
2. [eiseres 2],
beiden wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie, verweerders in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaten: mr. W.J. Bosma en mr. R.L. de Graaff,
t e g e n
de GEMEENTE DORDRECHT,
zetelende te Dordrecht,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. J.W.H. van Wijk.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en de Gemeente.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 83704/HA ZA 09-2797 van de rechtbank Dordrecht van 3 februari 2010 en 12 mei 2010;
b. het arrest in de zaak 200.072.128/01 van het gerechtshof Den Haag van 29 januari 2013.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De Gemeente heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.
De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor de Gemeente mede door K.J.O. Jansen.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het principaal cassatieberoep.
De advocaten van [eiser] c.s. hebben bij brief van 19 september 2014 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu het middel in het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente begroot op € 818,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. Snijders en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president E.J. Numann op
17 oktober 2014.