ECLI:NL:HR:2014:3037

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 oktober 2014
Publicatiedatum
24 oktober 2014
Zaaknummer
13/04167
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de wegzending van een geestelijke uit een congregatie en de toetsing van een canoniekrechtelijke tuchtprocedure door de burgerlijke rechter

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 oktober 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiser], wonende te Ghana, tegen de Congregatie van de Broeders van de Onbevlekte Ontvangenis van de Heilige Maagd Maria en de Nederlandse Provincie van deze congregatie. De zaak betreft de vraag of de wegzending van een geestelijke uit de congregatie kan worden gezien als een opzegging van een overeenkomst sui generis en in hoeverre de burgerlijke rechter de canoniekrechtelijke tuchtprocedure kan toetsen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de kantonrechter te Rotterdam en een arrest van het gerechtshof Den Haag, waaruit blijkt dat de klachten van [eiser] niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 818,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

24 oktober 2014
Eerste Kamer
nr. 13/04167
EV/LH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats], Ghana,
EISER tot cassatie,
advocaten: mr. A.H. Vermeulen en mr. A.H.H. Vermeulen,
t e g e n
1. CONGREGATIE VAN DE BROEDERS VAN DE ONBEVLEKTE ONTVANGENIS VAN DE HEILIGE MAAGD MARIA,
gevestigd te Maastricht,
2. NEDERLANDSE PROVINCIE VAN DE CONGREGATIE VAN DE BROEDERS VAN DE ONBEVLEKTE ONTVANGENIS VAN DE HEILIGE MAAGD MARIA,
gevestigd te Rotterdam,
VERWEERSTERS in cassatie,
advocaten: mr. D. Rijpma en mr. A. van Staden ten Brink.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser], de Congregatie en de Provincie.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 814476 \ CV EXPL 07-19262 van de kantonrechter te Rotterdam van 11 december 2007, 2 september 2008 en 19 maart 2009;
b. het arrest in de zaak 200.037.505/01 van het gerechtshof Den Haag van 14 mei 2013.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Congregatie en de Provincie hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaten en voor de Congregatie en de Provincie door mr. M.S. van der Keur.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 18 september 2014 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Congregatie en de Provincie begroot op € 818,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.A. Streefkerk, G. Snijders en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
24 oktober 2014.