Uitspraak
wonende te [woonplaats], Ghana,
gevestigd te Maastricht,
gevestigd te Rotterdam,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
24 oktober 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 oktober 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiser], wonende te Ghana, tegen de Congregatie van de Broeders van de Onbevlekte Ontvangenis van de Heilige Maagd Maria en de Nederlandse Provincie van deze congregatie. De zaak betreft de vraag of de wegzending van een geestelijke uit de congregatie kan worden gezien als een opzegging van een overeenkomst sui generis en in hoeverre de burgerlijke rechter de canoniekrechtelijke tuchtprocedure kan toetsen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de kantonrechter te Rotterdam en een arrest van het gerechtshof Den Haag, waaruit blijkt dat de klachten van [eiser] niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 818,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.