ECLI:NL:HR:2014:3040

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 oktober 2014
Publicatiedatum
24 oktober 2014
Zaaknummer
13/05135
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over zorgplicht van financieel adviseur en eigen schuld in beleggingsadvies

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 oktober 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiser] tegen [verweerder]. De zaak betreft een geschil over de zorgplicht van een financieel adviseur in het kader van beleggingsadvies. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Zwolle-Lelystad en een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die door [eiser] zijn aangevoerd in het cassatiemiddel niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat de Hoge Raad niet verplicht is om nadere motivering te geven als de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep en veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [verweerder] zijn begroot op nihil. Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en C.E. Drion, en openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot. De uitspraak heeft implicaties voor de rechtspraktijk met betrekking tot de verantwoordelijkheden van financieel adviseurs en de rol van eigen schuld in dergelijke geschillen.

Uitspraak

24 oktober 2014
Eerste Kamer
nr. 13/05135
EV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt,
t e g e n
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerder].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 170784 / HA ZA 10-582 van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 26 januari 2011, 27 juli 2011 en 14 maart 2012;
b. het arrest in de zaak 200.108.352/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 2 juli 2013.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 19 september 2014 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
24 oktober 2014.