ECLI:NL:HR:2014:3123

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 november 2014
Publicatiedatum
7 november 2014
Zaaknummer
14/04526
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieverzoek niet-ontvankelijk verklaard in belang der wet

Op 7 november 2014 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in de zaak met nummer 14/04526, waarin een verzoeker cassatie heeft ingesteld tegen een beslissing van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Amsterdam. De beslissing van het Tuchtcollege, die op 10 december 2013 werd genomen, betrof een wrakingsverzoek van de verzoeker. De Hoge Raad verwijst naar deze eerdere beslissing en constateert dat er geen rechtsmiddel openstaat tegen de beslissing van het Tuchtcollege inzake het wrakingsverzoek, zoals vastgelegd in artikel 63 van de Wet BIG en artikel 515 van het Wetboek van Strafvordering.

De Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer heeft in zijn conclusie aangegeven dat de verzoeker niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn cassatieverzoek. De Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd en heeft geoordeeld dat de verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn cassatieberoep op de gronden die in de conclusie van de Advocaat-Generaal zijn vermeld. De Hoge Raad heeft de beslissing op 7 november 2014 openbaar uitgesproken, waarbij de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, A.H.T. Heisterkamp, M.V. Polak en G. de Groot betrokken waren.

De uitspraak benadrukt het belang van de ontvankelijkheid in cassatieprocedures en de beperkingen die de wet stelt aan rechtsmiddelen tegen beslissingen van tuchtcolleges. De Hoge Raad heeft in deze zaak duidelijk gemaakt dat niet elke beslissing van een tuchtcollege vatbaar is voor cassatie, vooral niet als het gaat om wrakingsverzoeken, die onder specifieke wettelijke bepalingen vallen.

Uitspraak

7 november 2014
Eerste Kamer
nr. 14/04526
LZ/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie.
Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].

1.Het geding in feitelijke instantie

Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beslissing met nummer 2013/375wr en 2013/376wr van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Amsterdam van 10 december 2013.
De beslissing van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg heeft [verzoeker] cassatieberoep ingesteld. Het cassatierekest is aan deze bechikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [verzoeker] in zijn cassatieverzoek aan de Hoge Raad.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

[verzoeker] is niet-ontvankelijk in zijn cassatieberoep op de gronden vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 2.1-2.3.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
7 november 2014.