ECLI:NL:HR:2014:3133

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 november 2014
Publicatiedatum
7 november 2014
Zaaknummer
14/04074
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 november 2014 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van een belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland. De Rechtbank had op 24 juni 2014 uitspraak gedaan in een verzet tegen een eerdere beslissing van 20 januari 2014, die betrekking had op een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting over de periode van 30 november 2012 tot en met 19 augustus 2013, alsook op een daarbij opgelegde boete. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het beroepschrift in cassatie niet tijdig was ingediend, aangezien de termijn van zes weken, zoals voorgeschreven in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), op 5 augustus 2014 was verstreken. De griffier van de Hoge Raad had de belanghebbende op 28 augustus 2014 in de gelegenheid gesteld om te verklaren waarom de termijn was overschreden, maar de belanghebbende heeft hier geen gebruik van gemaakt. Hierdoor heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk is. De Hoge Raad heeft geen termen gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

7 november 2014
Nr. 14/04074
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Noord-Hollandvan 24 juni 2014, nr. HAA 13/4872, op het verzet van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank van 20 januari 2014 betreffende de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting over de periode 30 november 2012 tot en met 19 augustus 2013 en de daarbij gegeven boetebeschikking.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Blijkens een door de griffier van de Rechtbank op de uitspraak van de Rechtbank gestelde aantekening is een afschrift van die uitspraak aangetekend aan partijen verzonden op 24 juni 2014.
Het beroepschrift in cassatie is niet ontvangen binnen de in artikel 6:7 Awb gestelde termijn van zes weken, die in het onderhavige geval eindigde op
5 augustus 2014.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 28 augustus 2014, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom de beroepstermijn is overschreden. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. Gelet op het hiervoor overwogene moet het beroep in cassatie niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2014.