ECLI:NL:HR:2014:315

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 februari 2014
Publicatiedatum
13 februari 2014
Zaaknummer
13/03147
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep inzake inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 februari 2014 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam. Het beroep in cassatie was ingesteld tegen de uitspraak van 16 mei 2013, waarin de aan belanghebbende voor het jaar 2006 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen werd behandeld. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de ontvankelijkheid van het cassatieberoep onderzocht.

De Hoge Raad oordeelde dat het voorgestelde middel geen behandeling in cassatie rechtvaardigt. Dit oordeel was gebaseerd op de constatering dat de partij die het cassatieberoep had ingesteld, klaarblijkelijk onvoldoende belang had bij het cassatieberoep. Daarnaast werd vastgesteld dat het middel klaarblijkelijk niet tot cassatie kon leiden.

Gelet op artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en na het horen van de Procureur-Generaal, heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren R.J. Koopman en L.F. van Kalmthout, en is in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2014.

Uitspraak

14 februari 2014
Nr. 13/03147
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Amsterdamvan 16 mei 2013, nr. 11/00679, betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2006 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Hoge Raad is van oordeel dat het voorgestelde middel geen behandeling in cassatie rechtvaardigt omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat het middel klaarblijkelijk niet tot cassatie kan leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.

2.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren R.J. Koopman en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2014.