ECLI:NL:HR:2014:3153

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 november 2014
Publicatiedatum
11 november 2014
Zaaknummer
13/04798
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot aanhouding in strafzaak met betrekking tot de verdachte

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 november 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1987, had een verzoek tot aanhouding ingediend omdat hij in het buitenland was voor een medische behandeling na een ernstige verwonding. De raadsman van de verdachte had dit verzoek ingediend, maar het Hof had dit verzoek afgewezen, onder andere vanwege de belangen van het slachtoffer en de nabestaanden, en de onzekere duur van de behandeling van de verdachte. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, stellende dat de verdachte zelf had gekozen voor de behandeling in het buitenland en dat er geen bewijs was dat hij niet in staat was om te reizen.

De Hoge Raad heeft de afwijzing van het verzoek tot aanhouding door het Hof bevestigd. De Hoge Raad overwoog dat bij de beslissing op een verzoek tot aanhouding een afweging moet worden gemaakt tussen de belangen van de verdachte, de samenleving en de organisatie van de rechtspleging. De Hoge Raad concludeerde dat de door het Hof genoemde gronden de afwijzing van het verzoek konden dragen. Het beroep van de verdachte werd verworpen, en de Hoge Raad bevestigde de beslissing van het Hof, waarbij het belang van een spoedige berechting werd benadrukt.

Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

11 november 2014
Strafkamer
nr. 13/04798
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 1 oktober 2013, nummer 20/003436-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.C. van der Want, advocaat te Middelburg, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt over de afwijzing door het Hof van het verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak.
2.2.1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 17 september 2013 houdt in dat de verdachte aldaar niet is verschenen. Het houdt voorts het volgende in:
"De voorzitter deelt het volgende mee.
De raadsman heeft per brief van 24 juli 2013 verzocht om aanhouding van de zaak wegens een verblijf van verdachte in het buitenland. Verdachte is in zijn geboorteland geopereerd en zou daar moeten verblijven in verband met het herstel en de nabehandeling. Dat verzoek is niet op voorhand gehonoreerd.
De raadsman deelt hierop mee.
Ik ben niet gemachtigd om namens mijn cliënt de verdediging te voeren. Ik doe een hernieuwd aanhoudingsverzoek. Op 20 juni 2013 is de inhoudelijke behandeling van de zaak aangehouden wegens familieomstandigheden aan mijn kant.
Voor mijn cliënt was een inhoudelijke behandeling van de zaak op 20 juni 2013 geen probleem geweest. Op 5 juli 2013 ontving ik het proces-verbaal van de terechtzitting van 20 juni 2013 met daarin vermeld de nieuwe datum voor de inhoudelijke behandeling. Deze datum heb ik doorgegeven aan mijn cliënt. Bij terugkomst van mijn vakantie bleek dat ik een brief van cliënt had ontvangen waarin hij meedeelde dat hij in het buitenland verblijft in verband met een operatie en de nabehandeling.
Op 24 juli 2013 heb ik een aanhoudingsverzoek ingediend bij het hof. Dat verzoek is zonder nadere motivering afgewezen. Ik doe namens mijn cliënt hier ter terechtzitting het verzoek om de behandeling aan te houden. Mijn cliënt wil ter zitting aanwezig zijn.
Cliënt is door het ongeluk ernstig verminkt geraakt. Dit is al gebleken ter terechtzitting in eerste aanleg. Cliënt wilde een operatie en behandeling ondergaan in zijn geboorteland, omdat deze niet worden vergoed in Nederland. Ik heb ook begrepen dat de operatie in zijn geboorteland goedkoper is. Hij heeft inmiddels een donoroor gekregen. Cliënt kreeg een telefoontje dat een donoroor beschikbaar was gekomen en dat hij kon worden geopereerd. Dit was op 20 juni 2013 nog niet bekend.
Bij de nabehandeling worden er siliconen in zijn gezicht gespoten om zijn gezicht te modelleren. Deze nabehandelingen kunnen niet worden uitgesteld.
Derhalve is het voor cliënt niet mogelijk om heden ter terechtzitting te verschijnen.
Ik ben van mening dat het, naast zijn wil om aanwezig te zijn, ook wenselijk is dat cliënt bij de inhoudelijke behandeling van de zaak aanwezig is. Ik acht dit van belang, omdat de rechtbank bij de op te leggen straf in het nadeel van verdachte rekening heeft gehouden met zijn houding ter terechtzitting. Ik vind het belangrijk dat het hof de juiste indruk krijgt van cliënt. Ik verwijs nog naar een uitspraak van de Hoge Raad van 8 februari 2011, LJN:BO4453.
De voorzitter deelt mee.
Ik heb hier het aanhoudingsverzoek van 24 juli 2013. Daarop staat aangetekend dat het aanhoudingsverzoek wordt afgewezen in verband met de belangen van het slachtoffer en de nabestaanden, alsmede gelet op de onzekere duur die de behandeling van verdachte met zich meebrengt. Kennelijk is die motivering niet aan de raadsman doorgegeven, hetgeen te betreuren is. Bij de brief met het verzoek om aanhouding zijn enkele bijlagen gevoegd omtrent de behandeling van verdachte. De verdediging stelt zich op het standpunt dat de operatie en de nabehandeling niet kan worden uitgesteld.
Ik houd u de bijgevoegde vertaalde brief van Khatai Clinic voor. Op 6 april 2013 heeft succesvol een reconstructie plaatsgevonden. Verdachte is ontslagen uit het ziekenhuis. De volgende operatie is gepland op 17 juli 2013. Gedurende die operatie zullen er siliconen in het gezonde deel van de huid worden gespoten. Drie maanden lang dienen er elke week opnieuw siliconen in de huid te worden gespoten. Vervolgens zal de gezonde huid gebruikt worden om de brandwond te bedekken. Daarna zal een vierde operatie gepland worden voor het laten terug groeien van de wenkbrauwen. In de brief is niet vermeld dat verdachte permanent in het ziekenhuis moet verblijven. Voorts blijkt niet dat verdachte niet in staat zou zijn om te reizen en de behandeling van deze zaak, die naar verwachting niet meer dan enkele uren zal duren, bij te wonen.
De advocaat-generaal deelt mee.
Ik ben van mening dat het aanhoudingsverzoek dient te worden afgewezen. Verdachte heeft er zelf voor gekozen om de operatie en nabehandeling in zijn geboorteland te laten plaatsvinden. Niet is gebleken van een klinische opname in een ziekenhuis. Het is een ambulante behandeling. Verdachte wordt verweten zich schuldig te hebben gemaakt aan een ernstig feit. Verdachte is op de hoogte van het feit dat de zaak vandaag inhoudelijk behandeld wordt. Ons wordt geen enkel perspectief gegeven wanneer de behandeling van verdachte afgelopen zal zijn. De verdachte vertoont vluchtgedrag.
Het hof onderbreekt het onderzoek ter terechtzitting voor beraad.
Na hervatting van het onderzoek ter terechtzitting, deelt de voorzitter als beslissing van het hof mee. Het hof wijst het aanhoudingsverzoek af. Niet is gebleken dat verdachte niet in staat is om te reizen dan wel dat het een klinische behandeling betreft. Ook is niet gebleken dat verdachte voortdurend moet verblijven in het land waar de behandeling plaatsvindt. Verdachte was reeds geopereerd voorafgaand aan de zitting van 20 juni 2013 en was tevens op de hoogte van de nieuwe zittingsdatum. Toch heeft verdachte zelf besloten zonder enig overleg naar het buitenland te vertrekken.
Het hof heeft eveneens acht geslagen op de omstandigheid dat geen duidelijkheid bestaat omtrent de duur van de behandeling van verdachte. Mede gelet op de belangen van de overige partijen wijst het hof het verzoek af."
2.2.2.
Blijkens dat proces-verbaal is vervolgens verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte, heeft het onderzoek ter terechtzitting plaatsgevonden en is het gesloten.
2.3.
Bij de beslissing op een verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak dient de rechter een afweging te maken tussen alle daarbij betrokken belangen, waaronder het belang van de verdachte bij het kunnen uitoefenen van zijn aanwezigheidsrecht, het belang dat niet alleen de verdachte maar ook de samenleving heeft bij een doeltreffende en spoedige berechting en het belang van een goede organisatie van de rechtspleging (vgl. HR 26 januari 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZD1314, NJ 1999/294).
2.4.
Gelet op hetgeen hiervoor is vooropgesteld en in aanmerking genomen hetgeen door de raadsman aan zijn verzoek tot aanhouding ten grondslag is gelegd, kunnen de door het Hof genoemde gronden de afwijzing van het verzoek dragen.
2.5.
Het middel faalt.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
11 november 2014.